Home Ed van Thijn: ‘Jullie weten meer dan je voorouders’

Ed van Thijn: ‘Jullie weten meer dan je voorouders’

Door Jeroen Hopster op 29 oktober 2012

Cover van 11-2012
11-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

‘De banaliteit van het kwaad maakt plaats voor het kwaad van de banaliteit’

‘Jullie weten meer dan je voorouders’

‘De oorlog heeft mijn politieke motieven misschien wel voor honderd procent gekleurd’, stelt oud-politicus Ed van Thijn (78). In Blessuretijd plaatst hij zijn politieke loopbaan tegen zijn achtergrond als Joods oorlogskind.  

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

 

WAT KAN IK WETEN?

‘De mens moet lessen trekken uit zijn geschiedenis. Lange tijd was de Holocaust het morele ijkpunt van onze beschaving. Die toonde het gezicht van het ultieme kwaad: etnische tegenstellingen die ontaardden in vervolging en vernietiging. Wij moeten blijven nadenken over de vraag hoe dat heeft kunnen gebeuren. In het centrum van onze beschaving. Hoe heeft de Holocaust kunnen plaatsvinden, uitgerekend in het cultuurrijke Duitsland? Daar zijn we nog niet over uitgedacht, ook niet over de vraag hoe in Nederland op zo’n grote schaal kon worden gecollaboreerd. Waarom heeft de regering in Londen, die wel op de hoogte was van vernietigingskampen, nooit opgeroepen tot hulp aan onderduikers?

Het kwaad is banaal en overal aanwezig, zo toonde het proces tegen Adolf Eichmann. Eichmann was de gedachteloze bureaucraat, de schrijftafelmoordenaar. Als niet Adolf Hitler, maar Albert Schweitzer aan de macht was geweest, zo schrijft Harry Mulisch, dan had Eichmann iedereen naar het ziekenhuis laten transporteren. Hannah Arendt gaat iets verder dan Mulisch: zij stelt dat Eichmann weliswaar onderdeel was van een raderwerk, maar benadrukt dat hij daarbinnen een grote rol speelde. Arendt is een grootmeester in het analyseren van hoe het van kwaad tot erger gaat. In een eerste fase beschouw je een bepaalde bevolkingsgroep als ongedierte, je dehumaniseert mensen, en vervolgens is het nog maar een kleine stap om ze te verdelgen. Van die analyse moeten we leren. Zodra bevolkingsgroepen gedehumaniseerd worden, moet er meteen een lampje gaan branden.’
 

WAT MOET IK DOEN?

‘De banaliteit van het kwaad maakt tegenwoordig plaats voor het kwaad van de banaliteit. Ik ben heel erg gevallen over een cartoon die Geert Wilders afbeeldt als bewaker van de gaskamers. Dat vond ik zo schunnig, zo banaal, en vooral een banalisering van wat gaskamers zijn geweest. Die banalisering zie ik steeds vaker – niet alleen bij tegenstanders van Wilders, maar ook bij Wilders zelf. Zijn ideoloog Martin Bosma schrijft in zijn boek dat Hitler eigenlijk de eerste sociaal-democraat was. Zo’n opmerking getuigt van een gebrek aan kennis en beschaving.

Met het politiek leiderschap is het somber gesteld. Dat politici als geen ander de huik naar de wind hangen verklaart een deel van de economische crisis. Politiek die verzuimt om moreel richting te geven is slechte politiek. Moreel leiderschap bestaat uit politici die op het moment suprême, als de nood hoog is, hun verantwoordelijkheid nemen en respect afdwingen. Daar dient de politiek uiteindelijk toe: om respect af te dwingen, niet om orders uit te vaardigen. Welke politici hebben in crisissituaties hun rug recht gehouden? Bijvoorbeeld Churchill en Mandela; dat zijn de goede voorbeelden uit de geschiedenis. Niet al die mensen die het kopje laten hangen bij de eerste de beste tegenslag.’
 

WAT MAG IK HOPEN?

‘Ik heb groot bezwaar tegen historici die zeggen dat zij hun vak uitoefenen zonder morele imperatief. Waarom zou je de geschiedenis bestuderen als je daar geen lessen uit wilt trekken? Natuurlijk zijn goed en kwaad verschuivende begrippen, die je niet kunt verabsoluteren. Maar wat je ziet van goed en kwaad – het ultieme kwaad, het ultieme goed, de moed van verzetsstrijders die hun leven in de waagschaal hebben gesteld, of het sadisme van de overheerser, dat zijn tekenen die je niet mag uitwissen, maar die als voorbeeld moeten dienen.
De verzetsman H.M. van Randwijk zei eens dat het verzet de triomf was van de enkelingen die opstonden terwijl de volksgemeenschap faalde. De enkelingen die dood en verderf durfden te riskeren om een halt toe te roepen aan een allesverzengende dictatuur. Mijn hoop is dat er altijd zulke enkelingen zullen zijn en dat zij een voorbeeld vormen voor de rest. Daarom hecht ik zo aan het bestuderen van het verzet. Wie waren die mensen, wat waren hun motieven en wat kunnen wij daarvan leren? Niet dat wij ons daar in tijden van vrede aan kunnen spiegelen. Er zijn jongeren die zeggen: “Ik zou altijd in het verzet hebben gezeten”, maar dat weet je niet van tevoren. Wat je wel kunt weten is wat de verzetsstrijders heeft bewogen, om eventueel, als puntje bij paaltje komt, zelf het verschil te maken. Als ik op scholen over de oorlog vertel, krijg ik weleens de vraag: kan dat weer gebeuren? Dan is mijn antwoord: dat weet ik niet, maar één ding weet ik zeker: jullie weten meer dan jullie voorouders. De lessen van de geschiedenis, daar is mijn hoop op gevestigd.’
 

WAT IS DE MENS?

‘Ik geloof in de mens als drager van goed en kwaad. Voortdurend staan we in de verleiding om hetzij het goede, hetzij het kwade te doen. Daarom is haat zaaien van bovenaf zo verschrikkelijk gevaarlijk: als de machinerie eenmaal in werking treedt, dan zijn er nog maar weinigen die weerstand kunnen bieden.
Ik ben met recht een humanist. Ik geloof niet in enige vorm van determinisme, niet in neurodeterminisme, economisch determinisme of godsdienstig determinisme. Ik ben heel positief ingesteld, zij het dat ik weet dat mensen geneigd zijn om mee te lopen. Denk aan het verhaal Rhinocéros, van de toneelschrijver Eugène Ionesco. Hij beschrijft hoe in een klein dorpje een paar neushoorns opduiken. Geleidelijk aan worden dat er steeds meer; vrijwel alle inwoners veranderen in een neurshoorn. En uiteindelijk is er de laatste mens, die niet toegeeft, maar vasthoudt aan zijn eigen waarden en normen. Le dernier homme, die niet meegaat met de massa, maar mens blijft.’

Blessuretijd. Dilemma’s van een Joods politicus
Ed van Thijn
(Atlas Contact)
224 blz. / € 19,95