Home Disruptie
Waanzin

Disruptie

Met hun hang naar disruptie, naar vernietiging van het bestaande, lijken ondernemers behept met een religieuze waanzin. Ze zouden volgens Leon Heuts een voorbeeld moeten nemen aan de waanzin van de kunstenaar.

Door Leon Heuts op 22 augustus 2016

Disruptie

Met hun hang naar disruptie, naar vernietiging van het bestaande, lijken ondernemers behept met een religieuze waanzin. Ze zouden volgens Leon Heuts een voorbeeld moeten nemen aan de waanzin van de kunstenaar.

Cover van 09-2016
09-2016 Filosofie magazine Lees het magazine

Wat is het verschil tussen Marcel Duchamp en Steve Jobs? Beiden delen beslist eenzelfde soort waanzin. Ik bedoel dit niet medisch, maar volgens bestaande culturele normen kunnen we beiden gek noemen – en zo zijn ze ook vaak getypeerd. Duchamp is een van de grondleggers van dada, een kunstbeweging die in de eerste helft van de twintigste eeuw irrationaliteit, nonsens en intuïtie als strijdwapens gebruikte tegen een vastgeroeste burgerlijke logica. Zijn urinoir als ready-made kunstobject werd aanvankelijk gezien als een nihilistische daad van een zonderlinge geest. Steve Jobs was in het begin van de jaren zeventig een gesjeesde student, die in India kennismaakte met lsd om vervolgens in de garage de voorloper van de Apple Macintosh in elkaar te knutselen. Mesjogge, dachten zijn adoptieouders.

Toch is de invloed van beiden enorm gebleken. De readymades en andere dadaïstische experimenten van onder meer Duchamp hebben de kunst volledig veranderd; de invloed van Jobs op ons dagelijks leven is nagenoeg bekend. Mensen die buiten de bestaande normen treden, zijn in staat om daadwerkelijk iets nieuws in de wereld te brengen, en die daarmee te transformeren – misschien zelfs te verbeteren. Het hedendaagse modewoord is disruptie. Vaak doen ze dat niet eens door daadwerkelijk iets nieuws te verzinnen, maar door het bestaande een andere context te geven: het besturingssysteem van een Xerox-kopieerapparaat bracht Jobs het idee van de muis; Duchamp plaatste dagelijkse objecten in een museum. Maar opvallend is dat het vaak mensen zijn die aanvankelijk voor gek of zonderling worden versleten die uiteindelijk visionair blijken te zijn. Zoals Jobs zegt, in de beroemde marketingcampagne Think Different van Apple: ‘Here’s to the crazy ones, the misfits, the rebels, the troublemakers, the round pegs in the square holes… the ones who see things differently — they’re not fond of rules…

En toch is er, die overeenkomsten ten spijt, denk ik ook een verschil. De visionaire ondernemer is behept met een bepaalde religieuze waanzin – die verrassend genoeg nauw samenhangt met een neoliberaal geloof in de markt. De gekte van dada is daarentegen eerder te vergelijken met die van de nar. Deze gekte is juist aards. Ze ontmaskert bestaande machtsverhoudingen die wij als vanzelfsprekend aannemen. Dat biedt een opening, die uiteindelijk veel meer disruptief is dan die van de visionaire ondernemer – hoezeer die ook de wereld kan veranderen. 

Duivel

De religieuze waanzin van de disruptieve ondernemer blijkt al uit de managementlessen die we van ze leren – zie ook de biografieën van Steve Jobs en Elon Musk. De kernboodschap is steeds: wantrouw de wereld zoals die bestaat. Doe niks wat als normaal wordt beschouwd, vergeet alles wat je weet, luister niet te veel naar anderen, maar volg je intuïtie. De bestaande orde is niet goed – je moet die disrupten, verstoren. Nu is het voor daadwerkelijke vernieuwing uiteraard goed om even los te komen van de bekende wereld, om zo echt vrij te kunnen denken. Maar kenmerkend is een wantrouwen ten aanzien van de wereld. Het herinnert aan oude gnostische stromingen die de wereld als een werktuig van de Duivel zagen. Alleen door de wereld af te wijzen en een innerlijke stem te volgen – wat slechts voor enkele uitverkorenen was weggelegd – kon je jezelf redden. Dat doet niks af aan de passie of creativiteit van de disruptieve ondernemer, maar deze wereldverzaking is typerend. Het is geen toeval dat zowel Richard Branson als Elon Musk zich bezighoudt met ruimtevaart, of dat de kantoren van Google een soort utopische omgevingen zijn (zoals ook geparodieerd in The Circle van Dave Eggers). De wereld is immers een onbetrouwbare, chaotische plaats, die je moet verlaten. Een plaats die bovendien gedoemd is ten onder te gaan. Zoals gnostici per definitie zijn gefascineerd door de Eindtijd, zo stelt Musk-biograaf Ahslee Vance dat Musk wordt ‘opgeslokt’ door het idee dat de Apocalyps nadert. Overigens acht Musk sowieso de kans zeer waarschijnlijk dat de wereld niet meer is dan een computersimulatie, zoals in de film The Matrix. Een dergelijke wereldverzaking zien we ook in hoe het charisma van Steve Jobs is omschreven, namelijk als een reality distortion field – een verstoring van de werkelijkheid. De term is afkomstig van een aflevering van Star Trek, waarin aliens op een dorre planeet puur door mentale kracht een nieuwe wereld konden creëren. 

En inderdaad valt op dat deze visionaire ondernemers een bepaalde uitstraling hebben, die doet denken aan hoe Max Weber charismatisch leiderschap omschrijft. Ze lijken ‘een religieuze kracht’ te bezitten. Mensen als Richard Branson, maar vooral ook Steve Jobs en Elon Musk, zijn iconen – inspiratie voor jonge technohipsters die dromen van die allesveranderende start-up. Hun uitstraling is zo groot dat we de invloeden ook terugzien bij bestaande ondernemingen. Managers worden uitgedaagd om hun eigen bedrijf te ‘disrupten’. In hoeverre dat ook wat oplevert, is niet altijd relevant. Het geloof heeft namelijk postgevat dat alleen door disruptie echte innovatie mogelijk is. De feiten spreken anders – lees bijvoorbeeld ‘The Disruptive Machine – What the Gospel of Innovation Gets Wrong’ van Jill Lepore in The New Yorker. Meer realistische managementtheorieën adviseren veel eerder om strategisch bij te sturen, en zo nieuwe technologie een plaats te geven in de bestaande onderneming. Maar volgens het evangelie van innovatie klinkt ‘strategisch bijsturen’ weinig verlossend. 

Geldmachine

Nu twijfelt niemand aan de innovatieve kracht van deze visionaire ondernemers. Maar toch is de vraag hoe disruptief die nu eigenlijk is. Het is al vaker gesteld: achter alle visioenen van een andere wereld, de technologische droom van Silicon Valley, schuilt gewoon een keiharde geldmachine, die investeerders steenrijk maakt en de rest relatief alleen maar armer. Ja, de producten van Apple, Google, Facebook, Tesla of Uber veranderen het leven van miljarden burgers. Maar wat niet verandert, zijn de machtsverhoudingen. De succesvol nieuwe technologie maakt vooral hun aandeelhouders en managers schatrijk. En dat terwijl er nauwelijks belasting wordt betaald – want de technologiebedrijven van Silicon Valley zijn er meesters in de fiscus buiten de deur te houden, vooral overigens met gebruik van Nederlandse vennootschappen. Zo zien we een meer cynische kant van deze wereldverzaking, namelijk: die wereld kan een dikke vinger krijgen. Wat het nog cynischer maakt, is dat sommige technologiebedrijven ook nog eens veel subsidie krijgen, zoals Tesla van Musk. Een feit waarover Musk liever zwijgt, want het doet afbreuk aan de mythe.  

Maar ondanks deze cynische noot is daarmee de religieuze waanzin niet slechts schijn; die is eerder iets wat ons in de ban houdt. Dat Apple op grote schaal Chinese werkers uitbuit voor haar producten is genoegzaam bekend, maar door de sfeer van devotie die rond diezelfde producten hangt (nog eens versterkt door het eenvoudige, strakke design – vaak in de maagdelijke kleur wit) dringt dat niet echt door. En dat is begrijpelijk, want in deze seculiere tijden zoekt iedereen naar een vorm van verlossing. Steve Jobs liet Apple-medewerkers T-shirts maken met de tekst 90 UUR PER WEEK EN MET PLEZIER! En het werkt: de medewerkers zijn er zo van overtuigd dat ze zich inspannen voor een Heel Bijzondere Zaak dat ze blind lijken voor krankzinnige werkuren. Karl Marx sprak al over de ‘fetisj’ van het kapitalisme: sommige producten roepen een dermate grote fascinatie op dat we spontaan vergeten welke machtsverhoudingen erachter schuilgaan – zelfs als die ten koste gaan van onszelf. En dat is begrijpelijk, want we offeren ons graag op voor wat we als een goed doel beschouwen. 

In een mooi interview op het platform De Correspondent stelt de Vlaamse cultuursocioloog Pascal Gielen dat de hedendaagse ideale werknemer in feite moet opereren als een kunstenaar. De modelwerknemer is immers, evenals de kunstenaar, flexibel, wendbaar en creatief. En hij is bovendien bereid om hard te werken voor weinig geld en zonder vast contract. Hij is daarmee de ideale kandidaat om te worden geëxploiteerd, maar heeft hij dat ook zelf door? Iets van de vrijgevochten, creatieve, avant-garde magie van de kunstenaar, en zijn idealisme, versluiert die duistere kant van het verhaal. Maar hoe idealistisch of creatief kan de hedendaagse werknemer zijn? Gielen: ‘In de jaren zestig en zeventig is creativiteit een begrip dat vooral in de marge circuleert. Het heeft dan een radicale bijklank: het is antiburgerlijk, tegen de bureaucratie, tegen het establishment, tegen de sleur. Creativiteit kan – en mag – problemen veroorzaken, zaken bevragen, de vinger op de zere plek leggen.’ Maar Gielen zegt dat deze tegendraadsheid onschadelijk is gemaakt. Creativiteit staat nu voor ‘probleemoplossend vermogen’. Dat wil zeggen, adequaat inspelen op de behoefte van de markt. Bijvoorbeeld slim toepassen van data-analyse om de bekendheid van een product te vergroten, retargeten van dat product op onze social media timelines. 

De disruptie eindigt precies hier. Keihard werken om de markt te veranderen en te veroveren, vooral ook voor managers en investeerders: prima. Maar daadwerkelijk een kritische stem, die de machtsverhoudingen laat zien, of zelfs met een alternatief komt? Niet de bedoeling. Disruptie klinkt weliswaar radicaal, maar we moeten niet vergeten dat het primaire doel van ondernemen – winstmaximalisatie – en destructie altijd prima samen zijn gegaan. De logica van de markt vereist nu eenmaal soms een radicale interventie teneinde haar winstgevend te houden. Onder normale omstandigheden raakt een markt namelijk verzadigd en levert die op den duur nog maar weinig kapitaal op. De Oostenrijkse econoom Joseph Schumpeter – volgens sommigen de eerste denker van de disruptie – ziet daarom een cyclische ‘creatieve destructie’ als een noodzakelijke impuls. Dat wil zeggen, technologische innovatie die de markt wezenlijk verandert, en daardoor tijdelijk zorgt voor extra winst. Een surplus dat onder normale omstandigheden nooit kan worden verwezenlijkt. De bestaande markt moet soms worden vernietigd teneinde een markt te creëren die weer productief is. We zien hier hoe markt en religie op een fundamentele manier samengaan. Er is de mythe van een oneindige groei – een wonder, aangezien alles op deze wereld nu eenmaal eindig is. Het wonder vergt dan ook een offer: de oude markt moet sterven om als nieuw uit de dood te herrijzen. Het is een mythe die een stevige greep heeft op onze cultuur en organisaties, en die een steeds grotere inzet vergt, maar verder eigenlijk niets verandert. Google en Facebook zijn innovaties die beslist de wereld hebben veranderd; tegelijkertijd zijn nu zelfs onze intieme gegevens handelswaar in de vorm van data. Wat namelijk nooit verandert, is de winstmaximalisatie, die steeds verder binnendringt in onze privélevens en de wereld onderverdeelt in (enkele) winnaars en (vele) verliezers. Wat ook niet verandert, is de wens om de wereld te controleren, te beheersen en te voorspellen, teneinde er meer uit te halen. Disruptie is in deze betekenis niks nieuws onder de zon; hoe invloedrijk ook, het is gewoon de meest extreme vorm van kapitalisme. Maar we blijven believers.

Narrengekte

Het zou pas een échte disruptie zijn als we met deze marktdominantie in onze levens zouden afrekenen. En daarin kan de narrengekte van het avant-gardistische dadaïsme een rol spelen. Het verschil tussen deze gekte en de religieuze waanzin van de innovatieve disrupters is overigens niet eens zo groot; daarom mogen we hopen dat een omslagpunt dichterbij is dan we denken. Zowel de disruptieve ondernemer als de avant-gardekunstenaar kleurt buiten de lijntjes. Zeker voordat ze succesvol zijn, zijn het volgens bestaande maatstaven zonderlingen. Maar de disruptieve ondernemer staat wantrouwend tegenover de wereld. De wereld is op haar best een product waar meer omzet uit te halen valt in het religieus geïnspireerde streven naar oneindige winstgroei. De avant-garde dadaïst is daarentegen laag-bij-de-gronds. Zijn wapen kan zelfs een pispot zijn. En zoals het verhaal wil, blijkt de nar vaak wijzer dan de koning. Het doel is vaak om de werkelijke machtsverhoudingen op een onverwachte of clowneske manier zichtbaar te maken, zoals ook de Duitse literatuurwetenschapper Peter Bürger in het standaardwerk Theorie der Avantgarde beschrijft. Het urinoir van Duchamp is onder meer een radicale kritiek op het instituut museum, als hoeder van de goede smaak. Het is ook geen kunst; het is antikunst.

De Franse filosoof Jean-Francois Lyotard stelt in zijn tekst The Sublime and the Avant-garde dat de vernieuwing van de avant-garde niet samengaat met een toekomstverwachting. Tegenover de mythe van de oneindige winstgroei van het kapitalisme vraagt avant-garde juist aandacht voor het nu. Ze stelt de vraag: ‘Gebeurt er?’ Je kunt dat ook vertalen met: ‘Waar zijn we in godsnaam mee bezig?’ Vergelijk de pispot met de nieuwste iPhone. De lancering van een iPhone wordt weliswaar gebracht als een unieke gebeurtenis, maar we weten allemaal dat de volgende alweer in de planning zit. Er moet immers omzet worden gemaakt. De pispotstunt laat zich daarentegen moeilijk herhalen, in elk geval niet zonder meteen onderdeel te zijn van een cultuurindustrie – wat overigens altijd een risico is. Maar het zijn juist deze kortstondige interventies waardoor we de bestaande verhoudingen kunnen bevragen, terwijl Apple helemaal niet wil dat we gaan vragen waarom we alwéér een nieuwe mobiel moeten kopen. Dat geeft aan de avant-garde per definitie iets vluchtigs of onstabiels. Maar toch vraag ik me af of iets van deze geest, deze openheid en aandacht voor het nu, ook kan worden gehandhaafd in langere projecten. En zeker met nieuwe technologie. Ontwikkelingen als open source of cryptocurrency als Bitcoin wijzen misschien die kant op – ze bieden veel speelruimte voor zowel aanbieden als afnemen, zonder een derde ‘afromende’ partij zoals een bank. Het is ook niet voor niks dat bedrijven of financiële instellingen dergelijke innovaties vaak proberen tegen te werken, of zo nodig te incorporeren. Maar ik denk ook aan ideeën zoals die van architect Thomas Rau, die pleit voor een nieuw economisch systeem waarin we producten niet langer bezitten, maar slechts gebruiken. Overigens schijnt Musk met zijn Tesla ook hiernaartoe te willen – wat maar aangeeft hoe klein het verschil kan zijn tussen marktlogica en echt nieuwe maatschappelijke verhoudingen, die bijvoorbeeld niet alleen op bezit zijn gestoeld. 

Walter Benjamin schreef ergens dat er geen grote omwenteling nodig is voor een nieuwe tijd. Het is slechts een kwestie van het diafragma een beetje draaien: dan wordt duidelijk wat tot die tijd wazig of onzichtbaar was. En dat is in elk geval geen waanzinnige gedachte, maar biedt hoop voor een betere wereld.

Meer lezen over technologie? Bestel nu de speciale uitgave Technologie. De kunstmatige natuur van de mens.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.