Home De vrijheid van de lockdown
Vrijheid

De vrijheid van de lockdown

Door Florentijn van Rootselaar op 26 februari 2021

De vrijheid van de lockdown
Cover van 03-2021
03-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

Zijn corona-lockdowns alleen een beperking van onze vrijheid? Een blik op de klassieke ideeën over vrijheid laat zien hoe maatregelen ons ook vrijer kunnen maken.

Beeld Aron Vellekoop León

Bijna even snel als het coronavirus verspreidden zich het afgelopen jaar de gesprekken over de Nederlandse volksaard. We zijn als ‘volwassen, trotse mensen’ niet gediend van bevelen, zei minister-president Rutte tijdens een van de vele coronapersconferenties. We hebben moeite met autoriteit, wist hij: ‘je mot dit en je moet zus’ pikken we niet. De liberale leider hield daar zelf ook niet van. Hij gunde de Nederlander zijn vrijheid – dat zou weleens beter kunnen werken dan sterke dwang.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Misschien is het iets (West-)Europees. Ook in omliggende landen werd deze diagnose van de volksaard gesteld. ‘Het is ook heel lastig om de Britse bevolking de noodzakelijke richtlijnen te laten volgen,’ verzuchtte premier Boris Johnson toen de Britse overheid kritiek kreeg op de corona-aanpak.

Dat riep grotere vragen op: zijn we met onze Europese geesten eigenlijk wel in staat om het virus het hoofd te bieden? Zijn Aziatische landen niet beter geëquipeerd om een pandemie eronder te krijgen, met een bevolking die gedweeër is en waar crowd management meer kans van slagen heeft?

Inmiddels zijn we een jaar verder. Hadden we in Nederland tijdens de eerste golf nog een ‘intelligente’ lockdown, in de herfst en winter lieten we zo’n zelfgenoegzaam adjectief maar achterwege. De liberale Rutte kwam zelfs met een avondklok. Weliswaar stuitte dat plan op verzet in het parlement, maar dat die maatregel er in iets afgeslankte vorm toch kwam – we hadden het ons een jaar geleden niet kunnen voorstellen.

Onze vrijheidsdrang zou zich weleens tegen ons kunnen keren

Dat markeert een verschuiving in onze omgang met vrijheid, in elk geval bij het (inmiddels demissionaire) kabinet. Het (neo-)liberale idee van vrijheid vonden we tot voor kort misschien een mooie waarde, passend bij een eigengereid volkje als het onze, maar het besef dringt door: onze vrijheidsdrang kan zich tegen ons keren en tot onze ondergang leiden.

De coronacrisis heeft ons laten zien dat een puur ‘negatief’ vrijheidsbegrip – vrij zijn van uiterlijke dwang – niet toereikend is in tijden van grote gemeenschappelijke crises. Dat geldt al helemaal als je verder de toekomst in kijkt. Volgens de Franse denker Bruno Latour is de coronapandemie een generale repetitie voor de klimaatcrisis die gaat komen. Kunnen we die met onze hang naar vrijheid wel aan? Zijn we bereid om de beperkingen te aanvaarden die volgens veel klimaatwetenschappers nodig zijn om die crisis beheersbaar te houden?

Alternatieve visies

Het enige alternatief lijkt: dwang van bovenaf. Zo worden de coronamaatregelen door een deel van de bevolking ook ervaren. Het frame is dan: ‘vrijheid versus overheids­bemoeienis.’ Zo’n tweedeling lijkt inderdaad geen uitwegen te bieden. Maar een blik op het verleden leert dat die er wel degelijk zijn. Er bestaan andere opvattingen over vrijheid dan die we vandaag in Nederland zo massaal aanhangen – de liberale, individualistische variant. Hoewel die voor ons bijna natuurlijk aanvoelt, is het een uitvinding van recente datum, betoogt historica Annelien de Dijn in haar uitstekende onderzoek naar de geschiedenis van het denken over vrijheid, Freedom. An Unruly History (2020).

De Dijn benadrukt in haar boek dat vrijheid vroeger een andere invulling had. Het betekende niet: doen wat je wilt, maar: politieke zeggenschap. Dat was een ideaal dat ons volgens haar vanaf de klassieke Oudheid tot het begin van de negentiende eeuw heeft geleid. Vrijheid betekende voor het grootste gedeelte van onze geschiedenis dus niet de ruimte die je geboden wordt door de staat om te doen wat je wilt, maar: de vormgeving van wetten waarin je jezelf herkent.

Deze kijk op vrijheid is niet de enige alternatieve visie die de geschiedenis ons aanreikt. Ik wil hier nog een andere klassieke, maar ook vergeten vrijheidstraditie aan toevoegen – een traditie die volgens mij nu eveneens relevant kan zijn. Het is een idee van vrijheid dat ook al voorkwam in de klassieke Oudheid, en dat na de Middeleeuwen en de Verlichting opnieuw een van de dominante gedachten zou worden over deze waarde. Je komt het tegen bij denkers als Descartes, Kant en Rousseau. Het komt hierop neer: vrijheid is niet iets wat je van nature bezit en waar vervolgens alleen nog maar ruimte aan moet worden geboden. Nee, vrijheid is iets waar je aan moet werken, iets wat je bereikt door na te denken over je impulsen, en door die te leren beheersen. Rousseau sprak niet voor niets over het ‘perfectioneren’ van de mens: jezelf beter maken, dát is vrijheid bereiken.

Als je zo over vrijheid denkt, is die ook niet noodzakelijk tegengesteld aan collectieve wetten en inzichten. Aan jezelf werken, zo wist bijvoorbeeld de Schotse verlichtingsdenker Adam Smith, doe je door met de ogen van anderen naar jezelf te kijken. Als vrijheid betekent dat je niet alleen je verlangen volgt, moet je een ander archimedisch punt hebben van waaruit je die vrijheid kunt vormgeven. En daarbij kunnen ideeën van anderen en de wetten van de samenleving zeker steun bieden. Vrijheid valt zo bezien samen met volwassenheid.

Rousseau sprak over het ‘perfectioneren’ van de mens: jezelf beter maken, dát is vrijheid bereiken

Betrokken op de wereld

Ik besef: dit soort overwegingen over vrijheid is al snel paternalistisch. Wat moet je als moderne Nederlander die gesteld is op zijn vrijheid (dat wil zeggen, de vrijheid zoals we die tegenwoordig zien) met de uitspraak dat je idee van vrijheid een uitvinding van recente datum is, en – belangrijker nog – daarom discutabel? Wat heeft iemand die gewoon zijn biefstukje wil blijven eten daar nu mee te maken? In plaats van tegen een verbod loopt die nu aan tegen een vreemde ideeëngoochelaar die zegt dat hij niet goed begrepen heeft wat vrijheid is en dat hij maar eens volwassen moet worden. Het voelt, kan ik me voorstellen, nog beklemmender dan een verbod op bepaald gedrag.

En toch: volgens mij is deze vorm van vrijheid juist aantrekkelijk. Ze biedt – ik formuleer het een beetje tautologisch – de ruimte om écht vrij te zijn. Het gaat zo: je begint bij een gevoel, bijvoorbeeld je ongemak bij een maatregel tegen corona of bij een beperking om de opwarming van de aarde tegen te gaan. Zo wordt het misschien in de nabije toekomst wel onbetaalbaar om te vliegen. Dan reflecteer je op je eigen aversie. Je neemt er afstand van, je bekijkt die van enige afstand. Zoals ook de Romeinse keizer-filosoof Marcus Aurelius tijd nam om na te denken, ook al bevond hij zich midden op het slagveld en werd het Romeinse Rijk – en zeker zijn soldaten – geteisterd door een pandemie. Je plaatst je gevoelens in een groter perspectief in de tijd: je kijkt naar je eigen toekomst, misschien ook wel naar die van je kinderen en kleinkinderen, waardoor je eigen vrijheid plotseling minder belangrijk is. Zou het niet goed zijn om ervoor te zorgen dat de mensheid ook in de toekomst goed kan leven, ook al geef je daar nu iets voor op? Een kwestie die Roman Krznaric onlangs opnieuw aan de orde stelde in zijn boek De goede voorouder (2021).

Hierdoor ontstaat een aantrekkelijk beeld van vrijheid, omdat je je niet laat leiden door een eerste impuls, maar door betrokkenheid bij de wereld en zorg voor toekomstige generaties. Dat opent de mogelijkheid om verschillende handelwijzen te onderzoeken, en van koers te veranderen.

Overigens: dit idee van vrijheid leidt niet noodzakelijk tot één uitkomst. Het betekent niet automatisch dat je stopt met vliegen of minder vlees eet – al is de kans daarop denk ik wel groot. Het betekent ook niet dat je klakkeloos alle ideeën van het RIVM omarmt, want daar is discussie over mogelijk. Zo kun je de vraag stellen of wetenschappelijke adviseurs en experts niet te veel macht krijgen en de politiek veranderen in een technocratie, terwijl coronamaatregelen een politieke beslissing moeten zijn. Terechte vragen, die zeker niet verdwijnen bij deze andere visie op vrijheid. Maar die laat wel meer ruimte om afstand te nemen van je impulsen dan de tegenwoordig zo dominante opvatting van ‘geef mij de ruimte’.

Internet

Dit is nog maar de helft van het verhaal. Daarin wordt vrijheid gezien als de houding van een individu. Maar er is ook een ander deel van het verhaal dat verteld moet worden: vrijheid kan alleen maar tot wasdom komen als die de juiste habitat heeft. En aan die omgeving valt veel te verbeteren.

Over die omgeving als voorwaarde voor goed functionerende vrijheid valt veel te zeggen. Ik haal er één cruciaal aspect uit: internet met zijn sociale media. We hebben als samenleving de afgelopen eeuwen veel geïnvesteerd in de bouw van een politieke gemeenschap en het ontwerpen van een robuuste publieke ruimte. Maar ons nieuwe publieke huis, de virtuele ruimte, hebben we verwaarloosd. Goed, ook daar is veel in geïnvesteerd, maar dat hebben we overgelaten aan big tech. En zeker, internet is ook het rijk van de vrijheid en heeft bijgedragen aan bevrijdingsbewegingen (zoals van de ‘Arabische Lente’). Maar de vrijheid die op internet hoogtij viert, is toch vooral de vrijheid van de consument: we kunnen alles kopen, overal ter wereld, in een grenzeloos universum.

Tegelijkertijd verkleinde internet juist de vrijheid in klassieke zin – dus de vrijheid als het vermogen om je impulsen te beheersen, volwassen te worden. We kunnen alles op het web, maar daarbij staan het denken en de reflectie niet centraal. Echt vrij in die klassieke zin zijn we daar niet geworden, vooral niet als we onze mening vormen over het klimaat of over corona. De maar al te menselijke neiging om bevestiging te zoeken voor eigen aannames wordt door internet vergroot. Internet is een ‘fabeltjesfuik’, zoals Arjen Lubach het verwoordde. Eenmaal in de fuik word je steeds verder weggevoerd van de waarheid – steeds dieper het schemerrijk van nepnieuws en samenzweringstheorieën in. Het algoritme weet al snel precies wat we willen, en schotelt ons daarvan steeds meer voor, en het wordt ook steeds extremer. Want daar kicken we op.

Vrijheid kan alleen maar tot wasdom komen als die de juiste habitat heeft

‘Onlife’

We begonnen pas echt goed die fuik in te zwemmen toen in 2009 de like-button op Facebook werd geïntroduceerd en Twitter in datzelfde jaar voorzichtig begon met de mogelijkheid om tweets te retweeten. Niet alleen worden door deze vernieuwingen de berichten gepusht die veel likes krijgen (niet noodzakelijk informatie die waar is), ook weet het algoritme daardoor beter waar we van houden, zodat we daar alleen maar meer van krijgen. Die mogelijkheid om een duimpje te plaatsen, en vooral om er een te krijgen, zorgt voor meer engagement, meer betrokkenheid. Waardoor internet tegelijkertijd zorgt voor steeds heftigere reacties en gevoelens in de offline wereld.

In de jaren negentig, ten tijde van de Clinton-regering, hadden we nog de kans om de virtuele wereld goed vorm te geven, stelt internetfilosoof Luciano Floridi. Maar dat gebeurde niet. Regulering vond men niet nodig, omdat internet werd beschouwd als een middel dat mensen konden gebruiken, maar waar ze ook makkelijk weer afstand van konden nemen – je kon altijd offline gaan. Wat we niet onderkenden, zegt Floridi, is dat onze levens in toenemende mate altijd online zijn. Hij heeft daarvoor een neologisme bedacht: we leven onlife. We zijn niet af en toe online in ons leven; ons leven zelf heeft een nieuwe vorm gekregen. We bellen niet meer in met die oude modem; we zijn altijd ingelogd.

Ondertussen vergaten we deze nieuwe publieke ruimte zo vorm te geven dat die bevorderlijk was voor het publieke debat en onze democratische cultuur. Nu zien we hoe die onze democratie vergiftigt en ook de ‘oude’ publieke ruimte in toenemende mate onder druk zet. De virtuele en niet-virtuele publieke ruimte lijken steeds meer samen te vloeien: online trollen kunnen aanzetten tot demonstraties en geweld in de niet-virtuele wereld; filterbubbels, online complotdenken tot een fysieke bestorming van het Capitool. We zullen onze onlife-democratie in betere banen moeten zien te leiden. Het herontdekken van klassieke ideeën over vrijheid lijkt me daarvoor een goede eerste stap.