Finnegans Wake van James Joyce staat bekend als het minst toegankelijk boek uit de Westerse literatuurgeschiedenis. Dat heeft Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes er niet van weerhouden toch een Nederlands vertaling te maken. Na zeven jaar is hun tweetalige uitgave van de Wake nu af: “We hebben Joyce met zijn eigen wapens bestreden.”
“Hier zijn woorden niet de beleefde kronkels van twintigste-eeuwse drukinkt. Ze leven. Ze banen zich een weg naar de pagina, glimmen, gloeien, doven uit en verdwijnen.” Zo beschreef Samuel Beckett ooit Finnegans Wake van James Joyce, 626 pagina’s woordspelingen en -spelletjes, in tientallen talen en bestaande uit tekststijlen die zowel naar het toneel, de poëzie als de advertentie verwijzen. Wie het ooit hoopt te begrijpen, heeft het nog niet gezien en wie het ooit heeft gezien, waagt het niet te beweren dat hij het begrijpt. Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes waren de eerste Nederlanders die het aandurfden dit meesterwerk te vertalen. Zeven jaar werkten ze aan “het boek dat als een zwaard van Damocles boven iedere lezer hangt”.
Heren, waar gaat dit allemaal over?
“Kort samengevat: Kastelein is getrouwd met rivier, of de Encyclopedia Britanica droomt over zichzelf, of een realistische kijk op dromen, of Schuld en Boete, of anders een wereldgeschiedenis in een notendop. Volgens de bekende Joyce-kenner Bernard Banstock kun je beter vragen waar Finnegans Wake niet over gaat.”
Jullie vertalen samen. Hoe doe je dat?
“De eerste stukken hebben we echt samen aan tafel vertaald. We namen alle boeken die we hadden erbij en voor ieder woord keken we na waar het over ging en wat het in de zin deed. Maar op een gegeven moment hebben we toch de hoofdstukken verdeeld, waarna we de vertalingen samen bespraken. Het is dus niet zo dat we afzonderlijk vertaald hebben, zoals Paul Claes en Mon Nys Ulysses vertaald schijnen te hebben.”
Finnegans Wake is toch verschrikkelijk moeilijk te vertalen? Er gaat toch veel betekenis verloren?
“Ja, op een gegeven moment rekenden we het uit in percentages. Soms hadden we tachtig procent van een woord en dat was vrij goed. Soms waren we dolblij met vijftig procent en af en toe ook wel eens met twintig. Maar we hebben ook wel eens honderdtwintig procent gehaald. Met onze mooie Nederlandse taal hebben we toch een paar fraaie woordspelingen kunnen maken waar Joyce geen flauw benul van had.”
In de oorspronkelijke Finnegans Wake staat ook Nederlands. Hoe hebben jullie dat vertaald?
“Dat was een van de grootste problemen. In 1926, toen Joyce het boek al helemaal had geconcipieerd en voor een deel geschreven, ging hij op vakantie naar Oostende. Hij kreeg er 64 Nederlandse lessen, wat natuurlijk Vlaamse lessen waren. Vervolgens legde hij lange woordenlijsten aan die praktisch volledig in het boek gebruikt zijn. Er zitten heel mooie woorden bij, zoals schaverdijnen of flerezijn. Marbels zijn bijvoorbeeld knikkers. Joyce vraagt ook wat mangé in het Vlaams is en een Oostendenaar zegt in zijn beste Nederlands dat dat ‘geëten’ is, dus schrijft Joyce dat mooi op.”
Jullie hebben dat Vlaams toch niet laten staan?
“Nee, natuurlijk niet, daar hebben we iets anders van proberen maken, Engels bijvoorbeeld. Maar voor ons is het Engels veel makkelijker te begrijpen dan het Nederlands voor een Engelsman. Daarom hebben we het niet altijd gedaan. Joyce gebruikt bijvoorbeeld “Wacht even”. Dat was een heel gedoe, om daar wat voor te vinden. Ergens anders in het boek bleek echter een vergelijkbare opmerking te staan: ‘besave a sec”. We hebben die twee met elkaar vertaald. We hebben Joyce dus met zijn eigen wapens bestreden.”
Finnegans Wake, door James Joyce, uitg. Athenaeum – Polak & van Gennep, 675 blz., € 75, –