Home De onnozele is de wijze

De onnozele is de wijze

Door Simone Bassie en Michiel Dijkstra op 02 januari 2017

Cover van 01-2017
01-2017 Filosofie magazine Lees het magazine

De wijze behandelt iedereen gelijk en stoort zich aan geen enkele conventie, zoals een onwetende. Dat is een van de belangrijkste inzichten van de Indiase filosoof Gaudapada, die zich zowel op het hindoeïsme als het boeddhisme baseert.

Een spirituele weg bewandelen is soms hard werken: ‘Alsof men druppel voor druppel de zee zou willen leegscheppen met de punt van een grassprietje, zo moet men – zonder te wanhopen – het denkorgaan beteugelen.’ Deze krachtige uitspraak is afkomstig uit het werk van Gaudapada (vermoedelijk vierde of vijfde eeuw n.Chr.), een van de grote onbekenden uit de Indiase filosofie. Bijzonder aan zijn denken is dat hij zich zowel op hindoeïstische als boeddhistische basisteksten baseert, zonder zich expliciet als volgeling van een van beide richtingen te afficheren.

Gaudapada’s werk is voor het eerst helemaal in het Nederlands vertaald en op voorbeeldige wijze geannoteerd door VU-docent en sanskritist Victor van Bijlert. De wat houterige titel van de vertaling, Bewustzijn boven taal en dualiteit, verdient niet de schoonheidsprijs, maar wijst wel direct op de kernboodschap van de Indiase tekst. Gaudapada denkt namelijk na over de ware aard van de menselijke geest.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Grenzeloze ruimte

De filosoof stelt dat er achter de alledaagse manier van waarnemen, die de wereld als een verzameling van elkaar onderscheiden objecten opvat, een diepere laag schuilgaat. Deze essentie van het bewustzijn doorziet de veelheid en neemt de werkelijkheid waar als een ongedeelde eenheid of grenzeloze ruimte. Omdat op dit niveau het onderscheid tussen waarnemer (mens) en object van waarneming (wereld) wegvalt, wordt deze kenwijze ook wel non-duaal genoemd: op z’n boeddhistisch advaya, op z’n hindoeïstisch advaita, letterlijk ‘niet-twee’. Gaudapada benadrukt dat de mens met dit inzicht het ultieme geluk en de grootste innerlijke vrijheid bereikt. Een realisatie die hij, zo maakt Van Bijlert op onnadrukkelijk nuchtere wijze duidelijk, wellicht zelf heeft bereikt en graag met anderen wilde delen.

Om zijn visie op het bewustzijn onder woorden te brengen, put Gaudapada uit (pre)hindoeïstische en boeddhistische bronnen. Deze stromingen zijn namelijk ook gericht op het filosoferen over het hoogste geluk voor de mens. Uit de canon van vroege hindoeteksten heeft Gaudapada vooral gebruikgemaakt van de raadselachtige Mandukya-Upanishad, die de zogenoemde ‘geheime leer’ over de heilige lettergreep ‘Om’ (A-U-M) bevat. 

De drie letters van deze syllabe worden door de anonieme auteur in verband gebracht met de bewustzijnstoestanden die de mens dagelijks meemaakt: waken (A), slapen (U) en de diepe droomloze slaap (M). Deze toestanden hebben echter een onuitsprekelijke basis, die het Zelf of de essentie van de mens genoemd wordt: ‘noch onbewust, noch bewust, vol vrede, heilzaam en zonder dualiteit.’ Hoewel je deze essentie niet ‘in taal kunt uitdrukken’, wordt die verbonden met de gehele lettergreep ‘Om’. De tekst belooft dat iedereen die de geheime betekenis van de syllabe kent, bevrijd raakt van alle verdriet, omdat alle bewustzijnstoestanden definitief tot rust komen. Deze visie wordt door Gaudapada onderschreven.
 

Diamanten zwaard

Hij laat zich echter ook inspireren door klassieke teksten uit het latere boeddhisme, zoals de korte Diamant Sutra. Deze kernachtige tekst draait om het hoogste of ‘bevrijdende’ inzicht van de Boeddha dat als een diamanten zwaard dwars door alle foutieve of illusoire opvattingen snijdt. Dit kostbare inzicht houdt in dat alle dingen ‘leeg’ zijn, wat zoveel wil zeggen als: alle dingen zijn vergankelijk en voor hun bestaan van diverse factoren afhankelijk, er is nergens in de werkelijkheid een op zichzelf staande, eeuwige substantie te vinden. 
Een belangrijke consequentie van deze opvatting is dat het menselijk spreken over de wereld per definitie inadequaat is. Door iets te benoemen, bijvoorbeeld met de naam ‘hond’, doen we alsof dit woord naar een stabiel object in de realiteit verwijst. In werkelijkheid heeft de ‘hond’ echter geen vastomlijnde identiteit, maar bestaat hij uit een aantal vergankelijke factoren. Zo gezien ‘bestaat’ de hond niet en kan dus ook geen object van begeerte zijn. Deze leer van de leegte vormt de verlichte visie van de boeddha’s die nergens aan gehecht zijn en iedereen willen helpen om dezelfde wijsheid te bereiken. 

Van de boeddhistische teksten neemt Gaudapada het idee van de leegte over, dat hij echter ook drastisch herformuleert. Volgens de filosoof is de opvatting van de wereld als veelheid niet meer dan een illusoire voorstelling van de geest, die zichzelf hierdoor in verwarring brengt. Vanuit het hoogste of bevrijde perspectief gezien is alles namelijk één, een toestand die Gaudapada ook wel ‘niet-aanraking’ of ‘lijkend op het uitspansel’ noemt. Kernachtig stelt hij dat deze visie ‘vreugde voor alle wezens is, heilzaam, zonder debat, met niets in tegenspraak’. De woorden ‘zonder debat’ impliceren hoogstwaarschijnlijk dat hij deze mystieke realisatie als het einddoel én het tot zwijgen brengen van de filosofie zag.
 

Gloeiende houtspaan

Om deze bevrijdende visie nader uit te leggen, gebruikt de Indiase denker treffende metaforen, zoals een gloeiende houtspaan. Dit object trilt in het vuur en brengt zo allerlei vormen voort, zoals cirkels. Deze figuren hebben echter geen zelfstandig bestaan, maar zijn niets anders dan verschijnselen van de gloeiende houtspaan. Op die manier is ook de wereld van de veelheid niet werkelijk, maar slechts een product van een onrustig, aan allerlei zaken gehecht bewustzijn.

Volgens Gaudapada komt het er dan ook op aan om het denken tot rust te brengen. Wie hierin wil slagen, doet er goed aan om hindoeteksten zoals de Mandukya Upanishad te lezen. Dit geschrift leert de mens namelijk om niet te hechten aan alles wat hij tijdens waken en dromen ziet, maar ook om niet te verlangen naar de bewusteloosheid van de droomloze slaap. Door zowel naar deze tekst als de boeddhistische sutra’s te verwijzen bewerkstelligt Gaudapada een hoogstpersoonlijke synthese van boeddhisme en hindoeïsme.
 

Onwetende

Wie onder alle omstandigheden onthecht blijft, wordt volgens de filosoof een muni of ‘zwijgende wijze’: hij heeft immers niets te vertellen, maar laat simpelweg door aanwezig te zijn zijn inzicht zien. Opvallend genoeg beschrijft Gaudapada het gedrag van zo iemand als dat van een onnozele. Deze op het eerste gezicht niet erg flatteuze benaming heeft echter een diepere laag. Omdat de wijze voortdurend alles als één ziet, kijkt hij dwars door alle sociale constructies heen, inclusief het traditionele Indiase kastensysteem. Hij behandelt iedereen gelijk en stoort zich aan geen enkele conventie, zoals een onwetende. Zo heeft de wijze een ultieme vrijheid bereikt en is hij iemand ‘wiens spoor zo moeilijk te volgen is als dat van vogels in de lucht’, zoals boeddhistische teksten over verlichte individuen beweren.

Dit verheven einddoel vergt volgens Gaudapada een inspanning vergelijkbaar met het leegscheppen van de zee met een grashalmpje. Deze uitspraak moet niet letterlijk genomen worden, maar duidt op de gepassioneerde vastberadenheid die de volgeling van zijn filosofie dient op te wekken. Tegelijkertijd is er paradoxaal genoeg niets wat de mens kan bereiken, omdat hij alleen zijn gehechtheid aan de wereld van de veelheid hoeft op te geven. Gaudapada schetst dus primair een weg van afleren die enigszins lijkt op het taoïstische ‘vasten van het hart’: het je losmaken van alle vooroordelen, obsessies en fixaties. 

Victor van Bijlert heeft met zijn vertaling en toelichting misschien geen filosofische zee leeggeschept, maar zijn inspanning komt dicht in de buurt. Door niet alleen Gaudapada’s traktaten, maar ook de Mandukya Upanishad, Hart Sutra en Diamant Sutra in het Nederlands te vertalen en zeer gedetailleerd toe te lichten presenteert hij de lezer enkele van de mooiste teksten uit de Indiase wijsbegeerte. Aan hem komt dan ook hulde toe, ongeveer zoals Gaudapada die aan zijn boeddhistische en hindoeïstische leraren bracht.