Volgens Ludwig Wittgenstein komt een filosofisch probleem neer op het volgende: ‘Ik weet de weg niet.’ Verdwalen in het leven en op zoek gaan naar nieuwe wegen is volgens de Zwitserse filosofe Barbara Bleisch kenmerkend voor mensen die in het midden van hun leven zijn. Daarmee bedoelt ze: mensen vanaf negenendertig jaar tot ergens in de zestig. Bij een dergelijke zoektocht stel je jezelf existentiële vragen; daardoor is zo’n zoektocht vaak het begin van filosoferen. Die vragen spelen niet exclusief in deze levensfase, maar dringen zich dan wel meer op. Over deze existentiële fase van het leven is het volgens Bleisch tot nu toe opmerkelijk stil gebleven. Ze wil met In het midden van het leven die door haar geconstateerde leemte enigszins vullen.
Dicht struikgewas
Bleisch gaat in haar boek uitgebreid in op de ervaringen die bij de middelbare leeftijd horen en die leiden tot existentiële vragen, en zelfs tot crises. Ook haar eigen ervaringen beschrijft ze. Ze ziet hoe de eindigheid van het leven en de dood meer uitdrukkelijk aanwezig zijn. Niet alleen oudere mensen, maar ook vrienden overlijden, soms heel plotseling. Ze is, schrijft ze, zich bewuster geworden van de kostbaarheid van het leven en van hoe snel het voorbij kan gaan.
Wie in het leven de weg niet meer weet, begint met filosoferen
Bleisch behandelt systematisch en overzichtelijk een aantal kwesties, zoals de omgang met spijt en berouw, de leegte die kan ontstaan als je iets bereikt hebt en het besef dat sommige – en misschien zelfs veel – mogelijkheden voorgoed afgesneden zijn. Op je vijftigste is het niet verstandig om nog te dromen van een carrière als violist als je nog nooit vioollessen hebt genomen. Bleisch schrijft dat we ons ook vooral niet blij moeten maken met verhalen van mensen die op veel latere leeftijd ‘doorbreken’. Vaak hebben deze personen al een traject van hard werken achter de rug.
Toch is Bleisch niet somber. De middelbare leeftijd is ook de tijd van ‘onze beste jaren’ niet voor niets de ondertitel van haar boek. Een crisis zou in het beste geval zelfs kunnen betekenen dat je je eigen grondslag bereikt, de wortels van wat jou en jouw leven definieert. Op die manier zou uit het verdwalen een nieuwe weelde voortkomen. We kunnen inzien waar we echt om geven en waarmee we resoluut verder willen in de jaren die voor ons liggen.
Futiliteit
Bleisch gaat te rade bij Aristoteles en komt uit bij zijn voorstelling van goed leven en de ontwikkeling van ‘karakter’, ofwel deugden. Deugden ontwikkelen is door alle fasen van het leven hetzelfde. Deugdzaam handelen betekent allereerst een bepaalde eigenschap in de juiste mate tot uitdrukking brengen. Neem de deugd van zachtmoedigheid. Als je de ergste beledigingen zwijgend duldt is dat niet deugdzaam, maar een bewijs voor de minachting van jezelf. Maar als je van elke futiliteit woest wordt, dan is dat evenmin deugdzaam. Het gaat erom je op het gepaste moment en op een gepaste wijze te verzetten. De kunst is dus, zegt Bleisch in navolging van Aristoteles, om een vorm van praktische wijsheid te ontwikkelen. Wie daarover beschikt, kan met een sterk karakter door het leven gaan en in concrete situaties gepast reageren. Zo worden de middenjaren ‘jaren van het middelste’, waarin we uitgroeien tot de beste versies van onszelf.
Even tussendoor …
Meer lezen over filosofie en het leven? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Het boek is toegankelijk en geeft een heldere uiteenzetting van existentiële vragen en filosofische inzichten. Maar Bleisch stelt te gemakkelijk dat er over deze kwesties weinig geschreven is. Vragen als ‘Ga ik zo verder?’, ‘Hoe kijk ik naar mijn toekomst en naar mijn gemaakte keuzes?’, en ‘Wat is werkelijk van waarde?’, komen juist in veel filosofische werken terug. En waarom koppelt ze die vragen aan een tamelijk willekeurig gedefinieerde levensfase? En niet aan de doorleefde ervaring en het bewustzijn van de eindigheid van het leven en de beperktheid van mogelijkheden? Iemand die hiermee al jong is geconfronteerd zal dat bewustzijn mogelijk eerder hebben dan iemand die daar veel later mee te maken heeft. Bovendien is de tijdspanne van de middenjaren zo groot – bijna de helft van de volwassenheid – dat het begrip weinig zeggingskracht heeft. Het slaat enkel op een sociologische groep die terug te vinden is in de statistieken. Maar waarom zou je die vragen en ervaringen koppelen aan een doelgroep en niet aan de ervaring zelf?
In het midden van het leven. Filosofie van de beste jaren
Barbara Bleisch
Ten Have
240 blz.
€ 23,99