Home Filosofie en literatuur De literaire zone: Sartre
Filosofie en literatuur

De literaire zone: Sartre

Door Ger Groot op 22 mei 2005

05-2005 Filosofie magazine Lees het magazine

In het krijgsgevangenkamp Stalag XII D bij Trier schreef Sartre zijn eerste toneelstuk. Hij gaf daarin een existentialistische wending aan het christelijke heilsverhaal, maar bleef er – misschien meer dan hij had gewild – schatplichtig aan.

De scène is vertrouwd: herders liggen in het open veld en worden bezocht door een boodschapper die hun de geboorte van de Messias aankondigt. Allen barsten uit in jubelgezang – ‘Vrede op aarde’ –  en spoeden zich op weg om het kind te begroeten.

Maar het is niet het evangelie dat hier aan het woord is. Het is Jean-Paul Sartre in het allereerste toneelstuk dat hij geschreven heeft: Bariona, ou le Fils du tonnere (Bariona, of de Donderzoon). Hij schreef het ter gelegenheid van het kerstfeest van 1940 in het krijgsgevangenkamp Stalag XII D bij Trier, waar hij sinds de Franse capitulatie was geïnterneerd, en nam ook zelf een van de rollen voor zijn rekening. Later zou hij het een slecht stuk noemen, teveel woorden en te lange monologen, maar het gaf hem wel de smaak van het toneel, waaruit een paar jaar later De vliegen en Achter gesloten deuren zouden ontstaan.

Voor zijn kerstspel baseerde Sartre zich minder op de evangelieteksten dan op de mythologie daaromheen, want een afgerond geboorteverhaal van Jezus Christus is er niet. En zelfs die mythologie blijft bij Sartre op de achtergrond. Op geen enkel moment verschijnen Jozef, Maria of het Godskind op het toneel, of het moest in de vorm van een paar geschilderde afbeeldingen zijn waarvan de toneelmeester – als in een stuk van Brecht – ironisch de onbeholpenheid becommentarieert.

Sartres held Bariona is dan ook geen gelovige. Hij is een verbitterd dorpshoofd uit de buurt van Bethlehem, die na de zoveelste Romeinse belastingmaatregel in opstand komt. Geweldloos zullen de joodse boeren de schattingen betalen, zo decreteert hij, maar het zal de laatste keer zijn. Geen kind zal er nog geboren worden in het dorp, dat daarmee kiest voor een collectieve dood op termijn.

Bariona is een Messiasverwachter van de oude stempel. Een krijgsheer-verlosser die in stralende wapenrusting het land zou hebben bevrijd, zou hem alsnog met zijn God hebben verzoend. Maar de geboorte van een hulpeloos kind dat – zo profeteert de dorpswaarzegger – roemloos zal sterven aan een kruis, is een bespotting van zowel die hoop als van het joodse lijden. En dus kiest Bariona voor de wanhoop, de enige menselijke waardigheid die volgens hem nog rest.

Zo verschijnt Bariona bijna meteen als een clichématige existentialist-avant-la-lettre, met zijn vastbesloten neerslachtigheid over een absurde wereld. Met Sartres denken spoort dat echter allerminst. Hij laat zijn held dan ook een bekering ondergaan, niet in christelijke maar in echt existentialistische zin. Na door een kier van de kerststaldeur de brandende ogen van Jozef te hebben gezien, kiest Bariona alsnog voor de hoop: niet als de overgave aan een verlossing die van elders moet komen, maar als een opdracht die zich door de uitzichtloosheid van het menselijk bestaan niet laat koeioneren.

​Verlossing
Wat Bariona ontdekt is de vrijheid die Sartre enkele jaren later in Het zijn en het niet als de kostbaarste menselijke trek zal aanwijzen. Hij is geen speelbal van de omstandigheden en zelfs niet van zijn eigen wrok. De wereld (de Romeinse bezetting) kan hij niet veranderen, maar wel de betekenis die deze voor hem heeft. Zich daardoor laten dwingen tot een bittere overgave aan wat nu eenmaal gegeven is, zou getuigen van de willoosheid die Sartre later ‘kwade trouw’ zal noemen. Deze verloochent de keuzevrijheid die mensen doet verschillen van de dingen en hen bevrijdt uit de onwrikbare causaliteit daarvan. Christenen zouden spreken van een zonde tegen de Heilige Geest.

Maar Sartre weigert de christelijke taal te spreken. Geen moment – zo zou hij na de oorlog verklaren – heeft zijn krijgsgevangenschap hem in zijn atheïsme van gedachten doen veranderen. En inderdaad is de verlossing die Bariona ervaart op geen enkele wijze religieus getint. Het is juist dankzij de bevrijding van alles, inclusief Gods wil, dat hij zich als mens in de ware existentialistische betekenis van het woord terugvindt.

Vrij is de mens immers nog altijd niet zolang hij zich laat gezeggen door een woord van bovenaf. Al veel eerder in het stuk heeft Bariona die ontdekking gedaan. Tegenover de protesten van zijn dorpsgenoten (en zijn eigen zwangere vrouw), die zijn eed van kinderloosheid niet willen afleggen, belooft hij te zullen wachten op een teken van de hemel dat hem – die avond nog – van zijn ongelijk moet overtuigen. Komt dat niet, dan zal hij van zijn dorp gehoorzaamheid eisen aan zijn catastrofale beslissing.

Bariona denkt de Allerhoogste voor het blok te kunnen zetten, zo spot de toneelmeester. Maar toch komt het teken. Die nacht wordt de Verlosser geboren. En plots weigert Bariona zich daardoor te laten gezeggen. ‘Zelfs als de Eeuwige zijn gelaat had getoond tussen de wolken, dan nog zou ik weigeren te luisteren, want ik ben een vrij mens! Daar kan zelfs God niets tegen doen.’ Consequent is het niet, maar gelijk heeft Bariona wel in zijn (nu ten volle) existentialistische overtuiging, die Sartre in Les mouches opnieuw, maar nu aan de hand van de heidense Orestes-mythe, zal uitdragen.

Diezelfde vrijheid brengt Bariona ertoe aan het slot van het stuk in opstand te komen tegen de Romeinse troepen die reeds aan de Betlehemse kindermoord begonnen zijn. Het Christuskind wordt gered, niet als goddelijke maar als menselijke belofte. Ieder nieuwgeboren kind is de herschepping en beaming van de wereld, zo roept Bariona uit, vóór zijn bekering vertwijfeld en daarna jubelend. De feiten van het mensenbestaan blijven gelijk, maar de betekenis die het individu daaraan geeft maakt alles anders.

Zo staat Bariona haaks op het christelijke heilsverhaal, waaraan het stuk tegelijk ontspringt. Dat gaat verder dan alleen een handig gebruik van mythisch materiaal. Tussen christendom en existentialisme zijn meer parallellen aan te wijzen dan waarvan Sartre weten wil, zo merkt Hans van Stralen op in zijn mooie artikel over Bariona in de zojuist verschenen bundel Sartre, onder redactie van Ruud Welten. Erfzonde, verlossing en de al genoemde kwade trouw zijn daarvan nog maar een paar elementen. De vrije wil, het geweten en de onherleidbaarheid van het individu zijn daarin minstens zo belangrijk.

Vanuit het christendom is de moderniteit geleidelijk maar organisch voortgekomen, zo heeft de Italiaanse filosoof Gianni Vattimo recentelijk naar voren gebracht. Alles begint met de menswording Gods, die niet letterlijk genoeg kan worden genomen. Wat goddelijk was, krijgt pas in het ondermaanse zijn beslag en zijn betekenis. Daarin ligt de uiteindelijke betekenis van de evangelieverhalen.

God wordt mens: dat is wat in de Boodschap aan Maria wordt aangekondigd. Met kerstmis is het zover en begint – aldus Vattimo – de lange emancipatie van de humaniteit uit de religie. Als dat een evangelische waarheid is, dan behoort Bariona meer tot de christelijke geschiedenis dan Sartre zich wenste te realiseren. Aan het begin van Bariona kondigt zijn toneelmeester dat goede nieuws in ieder geval al onomwonden aan: ‘Het is nu de beurt van de mens om heilig te worden.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.