Home De inleider van… Wat blijft is de hoop

De inleider van… Wat blijft is de hoop

Door Florentijn van Rootselaar op 26 maart 2013

10-2004 Filosofie magazine Lees het magazine

De blinde Sartre liet vlak voor zijn dood een serie interviews publiceren die vaak worden afgedaan als on-sartriaans. Een apologie door Ruud Welten.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Sartre rekent in Wat blijft is de hoop af met zijn volgelingen, schrijft Ruud Welten in de inleiding bij het boek. Zijn volgelingen nemen hem de on-sartriaanse beschouwingen bepaald niet in dank af. Simone de Beauvoir vindt dat Benny Lévy, de secretaris van Sartre, misbruik van Sartre heeft gemaakt. Tijdens de interviews die Lévy hield met Sartre zou hij hem hebben gemanipuleerd.

Echt verbazingwekkend is die verdenking niet. Sartre is in die jaren zwak, blind en afhankelijk. Wie daarbij bedenkt dat de existentialist Sartre hier het joods-messianistische denken omarmt, waar hij tot die tijd geen groot aanhanger van was, begrijpt de verdenking nog beter.

Toch bevestigt Sartre vlak voor zijn dood de authenticiteit van de gesprekken. Ook Welten, docent aan verschillende Nederlandse universiteiten en instituten, wil deze Sartre wél serieus nemen. Hij ziet naast een breuk, een grote continuïteit tussen de vroegere Sartre en de laatste gesprekken. Al wordt het nu op een andere wijze gedacht, toch blijft broederschap ook in deze interviews een van de belangrijkste thema’s en verlangens van Sartre. Sartre identificeert broederschap met links, dat volgens hem in een impasse verkeert. Als links kapot gaat, zegt hij, gaat de mens kapot.

Broederschap spelt een belangrijke rol in Wat blijft is de hoop. Vanwaar Sartres belangstelling?
‘Sartre richtte zich aanvankelijk op een authentieke vorm van individualiteit, bijvoorbeeld in Het zijn en het niet. Na de oorlog zocht het getroffen Frankrijk naar een nieuwe hoop. Een deel van de intellectuelen vestigde hoop op het communisme. Ook Sartre verlaat het exclusieve uitgangspunt van de individuele vrijheid, en richt zich op het broederschap. Broederschap is hier niet hetzelfde als communisme. Hoewel hij vaak wordt weggezet als iemand die ondanks zijn kennis van de communistische concentratiekampen toch bleef flirten met het communisme, was dat maar een korte periode. Sartre probeert nu juist het oorspronkelijke broederschap te bewaren, waarbij hij zich laat inspireren door de Franse revolutie, waar hij verklaart trouw aan te willen blijven.’

Wat is dat voor broederschap?
‘Sartre geeft een heel fenomenologische schets van het broederschap. Broederschap betekent engagement. Vanuit een gedeeld gevoel van onvrede kom je bij elkaar. Broederschap is ook een affectieve betrekking tussen mensen, dat is wat heel anders dan politieke theorieën die uitgaan vrije en gelijke mensen die besluiten een samenleving te beginnen door een sociaal contract te sluiten.’

Een kenmerk van broederschap dat Sartre zelf ook onderkent, is dat het in de geschiedenis altijd is uitgelopen op terreur. Sterker nog: Lévy werpt Sartre voor de voeten dat hij ooit zei: ‘Hun broederlijke liefde is de keerzijde van de haat die zij ons toedragen.’
‘Sartre kwam daar ook niet uit. Broederschap moet een eind maken aan bestaande terreur, maar leidt er tegelijkertijd ook heen. Als er geen externe vijand meer is, moet de terreur binnen worden gehaald om te verhinderen dat het broederschap desintegreert. Daardoor is het broederschap niet langer fenomenologisch, maar dialectisch.’

‘Sartre komt er tijdens die laatste gesprekken op terug, maar wel op een heel andere manier. Een nieuwe categorie van het denken, de hoop, verandert zijn visie. Sartre had zich altijd gericht op een beschrijving van een situatie: hij had de mens genomen zoals hij is, en niet zoals hij kan zijn. De hoop geeft hem de mogelijkheid een broederschap zonder terreur te denken. Maar dat blijft een onuitgewerkt begrip.’

Maar wat moeten we daarmee?
‘Juist omdat het een onuitgewerkt begrip blijft, doet het een appèl. Iedereen is zelf volledig verantwoordelijk. Sartre noemt de toekomstige verhouding wel ethisch, maar dat betekent niet dat er voorgegeven normen waarden zijn die vertellen hoe te leven.’

Wat blijft is de hoop. De gesprekken van 1980, door Jean-Paul Sartre & Benny Levy, inl. Ruud Welten, vert. Ruud Welten en Frans de Haan, uitg. Klement/Pelckmans, Kampen/Kapellen 2004, 116 blz., € 15,95