Het is een ongemakkelijk boek, De laatste adem. Ariëlle Veerman schrijft daarin over haar leven met Joost Zwagerman. Ik vroeg me tijdens het lezen steeds af: is dit niet te intiem? Want De laatste adem is bovenal het relaas van een nare vechtscheiding. Wil en mag ik dat allemaal wel weten? Stalking, gedoe met advocaten – niks bewieroking van de schrijver die zelfmoord pleegde. Veerman zegt dat ze een correctie wilde op het beeld zoals dat tot dan toe in de media zou hebben bestaan; ze wilde de ‘hele’ Joost laten zien. Dat beeld was wat mij betreft al aardig uitgebalanceerd, met goede (enthousiasme, brille) en slechte (bezetenheid, manie) eigenschappen.
Krijg je de ‘hele’ mens in beeld als je een vergrootglas op iemands gedrag in een vechtscheiding legt? Giacometti wierp ooit de vraag op: ‘Wanneer is de liefde op z’n waarst, aan het begin of aan het einde?’ Je zou kunnen stellen dat we zowel in het begin als aan het eind van een liefdesrelatie het minst de ‘hele’ versie van onszelf zijn. Om Nietzsche te citeren over de paringsdans in het begin: ‘De liefde brengt de nobele en verborgen eigenschappen in een minnaar naar boven; zij geeft dus waarschijnlijk een vertekend beeld van zijn ware karakter.’ Aan het begin en aan het eind blijven er delen verborgen, worden delen geactiveerd en versterkt, ook weer in relatie tot elkaar. In de lange middenperiode ontdekken we de ‘hele’ aard van onze partner; het begin en het einde zijn – soms pijnlijke – aberraties.
De grootste waarde van Veermans boek is dat ze daarmee haar eigen stem claimt, haar woede verwoordt. De ex-vrouw schrijft terug; dit is háár verhaal. Een pijnlijk – klassiek – en terecht boos verhaal over een vrouw die voor de kinderen zorgt, zelf een carrière wil, het hele huishouden doet en ervoor zorgt dat Joost volop kan schrijven. Terwijl, zo blijkt nu, de ex-vrouw zelf uitmuntend kan schrijven.
‘Wanneer is de liefde op z’n waarst, aan het begin of aan het einde?’
Tegen het eind het wonderschone in memoriam van Veerman, dat ze niet mocht uitspreken tijdens de publieke uitvaart. Ineens vind je in dat lastige vechtscheidingsboek dan toch een enorme teug liefde terug, bij een naakt, weerloos, machteloos afscheid. De catharsis voor mij als lezer: ik moet huilen. Nu zijn we even geen scheidsrechter meer van een intieme vuile oorlog, maar getuige van het universele rouwen om een héél mensenleven. En van het tragische gegeven dat liefde in veel pijn en vechten kan uitmonden, zelfs tot na de dood. Het boek is niet meer té intiem; het is moedig, menselijk, mooi – en heel.
Een hele vrouw.