Het reductionisme is over zijn wetenschappelijke houdbaarheidsdatum heen, betoogt bioloog Denis Noble. Het leven is geen samenspel van genen, maar van een orkest.
Op de website The Naked Scientists kwam de volgende lezersvraag voorbij: ‘Als ik 98 procent van mijn genen deel met een chimpansee en 60 procent met een banaan, hoe komt het dan dat ik maar 50 procent van mijn genen deel met mijn dochter?’ De vraag is even grappig – hier móét sprake zijn van een misverstand – als serieus: zulke getallen duiken met regelmaat op in de media. De oplossing?
Wetenschappers gebruiken het begrip ‘genen’ op verschillende manieren: soms spreken ze over ‘moleculaire genen’ (de 98 en 60 procent van de chimpansee en de banaan), soms over ‘mendeliaanse genen’ (de 50 procent van de dochter). Je moet het maar net weten.
Zo zijn er wel meer misverstanden over genen en hun rol in het evolutie- en ontwikkelingsproces. Zoals het misverstand dat specifieke eigenschappen rechtstreeks zijn toe te schrijven aan specifieke genen. Bij de meeste eigenschappen zijn meerdere (moleculaire) genen betrokken, en bovendien beïnvloedt één enkel gen doorgaans meer dan één eigenschap. Dat maakt het plaatje stukken ingewikkelder.
Het maakt ook de naamgeving van genen problematisch. Het Dscam-gen is zo genoemd omdat het een rol speelt in het syndroom van Down (Down’s syndrome cell adhesion molecule). Maar uit later onderzoek is gebleken dat het gen eveneens een rol speelt in het immuunsysteem van insecten. De koppeling van de naam van een gen aan één specifieke eigenschap kan ons misleiden.
En dan hebben we de belangrijkste probleemfactor nog niet benoemd: genen zijn slechts een deel van het verhaal. In de media wordt vaak geschermd met kleine genetische verschillen, zoals onze 98 procent verwantschap met chimpansees. Suggestie: zo bijzonder zijn wij mensen niet. Toch is er niet veel voor nodig om te zien dat mensen en chimpansees qua uiterlijk en gedrag behoorlijk van elkaar verschillen. We kunnen de zaken dus ook omdraaien: blijkbaar kunnen soorten behoorlijk verschillen, terwijl ze genetisch vrijwel identiek zijn. Suggestie: zo belangrijk zijn die genen niet.
Zelfzuchtige genen
De grote genenpopularisator van de vorige eeuw was de Britse evolutiebioloog Richard Dawkins (1941), die vier decennia geleden het boek Onze zelfzuchtige genen schreef. Dawkins vertolkte een visie waarin genen de basiseenheden zijn van het evolutieproces. Hij karakteriseerde de mens als ‘voertuig van zijn genen’. De genen zaten aan het stuur, de mens was hun machine.
Veertig jaar na dato echoot dat idee nog altijd na. Maar is het nog houdbaar? Veel biologen denken van niet. Althans, het verdient nuance. Dawkins legde een eenzijdige nadruk op het niveau van de genen, terwijl evolutie en ontwikkeling zich ook afspelen op niveaus daarboven: het niveau van cellen, weefsels, organen, organismen, groepen.
Bioloog Denis Noble (1936) – ooit examinator van Dawkins aan de Universiteit van Oxford – is een van de critici. Hij beschouwt het reductionisme als de achilleshiel van Dawkins’ werk. We moeten oog hebben voor de eigenschappen van het systeem, betoogt Noble in De muziek van het leven, voor de hogere niveaus die de lagere niveaus beïnvloeden. Dat levert een rijker begrip op. ‘We hebben een andere mindset nodig – in elkaar zetten in plaats van uit elkaar halen, integratie in plaats van reductie,’ schrijft Noble. ‘We moeten van filosofie veranderen, in de volledige zin van het woord.’
Orkest
Noble, die zijn sporen heeft verdiend als fysioloog – vooral met onderzoek naar het hart –, stelt het leven niet voor als het samenspel van genen, maar als het samenspel van een groot orkest. Er is een orgel met 20.000 pijpen (de 20.000 genen in ons genoom), er spelen musici in verschillende secties (onze verschillende typen cellen en organen), er is een partituur, er zijn ritmes, toonladders en zo nog meer, met evolutie als de grote componist.
De muziek van het leven, oorspronkelijk gepubliceerd in 2006, heeft een voor- en nawoord van filosoof Jos de Mul, die een helder overzicht geeft van de geschiedenis van de biologie en de ontwikkelingen van het laatste decennium. De Mul plaatst een terechte kanttekening bij Nobles opvatting over het gebruik van metaforen in de wetenschap. Noble beschouwt metaforen als ladders om inzichten te bereiken: als je omhoog bent geklommen – dat inzicht hebt bereikt –, dan kun je ze weggooien. Daartegenover stelt De Mul dat metaforen veel meer doen: ze beïnvloeden de theorie, op meer of minder productieve wijze.
20.000 orgelpijpen
Met zijn muziekmetafoor wil Noble het gelaagde karakter van de biologie benadrukken. Processen spelen zich gelijktijdig af, verschillende niveaus zijn verstrengeld. We moeten ons niet blindstaren op het laagste niveau – alleen de genen. Maar het is jammer dat de verschillende onderdelen van Nobles metafoor niet op elkaar aansluiten. Het ene niveau vertaalt zich niet naar het andere. Al onze lichaamscellen hebben hetzelfde pakket van 20.000 genen, maar niet alle muziekinstrumenten hebben 20.000 orgelpijpen. In een pleidooi voor integratie in plaats van reductie had Noble aan zulke details meer aandacht mogen besteden.