Home De ervaring van de tijd
Aandacht

De ervaring van de tijd

Door Jan Vorstenbosch op 05 maart 2013

02-2003 Filosofie magazine Lees het magazine
Weemoed, verlangen, aandacht, afleiding, verveling, ressentiment – allemaal ‘verschijningsvormen van onze verhouding tot de tijd’. Paul van Tongeren analyseert ze in zijn ethiek van de tijdservaring.
De door-en-door geïndividualiseerde consument van de 24-uurs economie heeft te weinig tijd om alles te doen wat hij of zij wil doen, alles te zien wat hij wil zien, alles aan zichzelf te ontwikkelen wat het ontwikkelen waard is. Zelfs kinderen hebben te weinig tijd om zomaar te gaan voetballen met een beroemde Ajacied. ‘Van wie zouden ze dát nou hebben?’ vraagt een SIRE-spotje retorisch. Kan de filosofie ons helpen om een juiste verhouding tot de tijd te vinden?

 

In Over het verstrijken van de tijd overdenkt de filosoof Paul van Tongeren onze tijdservaring. De titel verraadt de ten diepste melancholische inzet van Van Tongerens reflecties: de tijd die hij overdenkt, is die van het individuele menselijk bestaan tussen geboorte en dood. Die tijd wordt gekenmerkt door eindigheid en door de vergankelijkheid van onze betrekkingen met deze wereld, de onomkeerbaarheid van wat geweest is, de onvermijdelijkheid van wat komen gaat. De (levens-)kunst is om deze melancholie, die de filosofisch ingesteld mens misschien meer bedreigt dan de gelukkigen die erin slagen om op talloos veel manieren de tijd eigenhandig te doden, niet tot pathologie te laten verworden, maar al denkende om te zetten in een positieve kracht, een bron van wat Nietzsche, de inspirator van een aantal gedachten van Van Tongeren, ‘de grote gezondheid’  noemt.

Van Tongerens uitgangspunt is radicaal en tegelijk paradoxaal. Hij stelt dat wij tijd ‘zijn’. Ons leven is het gebeuren van de tijd. Maar tegelijk vallen wij niet samen met dat gebeuren omdat we betekenis-ervarende en betekenis-gevende wezens zijn. Dankzij betekenis kunnen wij het moment overstijgen, kunnen wij onszelf in de tijd uitstrekken. Die ‘uitstrekking’ gebeurt door te beloven, door te herinneren, door te voorzien, door te verlangen, door te hopen. Welke houdingen hebben eigenlijk geen tijdsdimensie? De existentiële beperkingen van de tijd blijken zo ook het kader te scheppen waarin wij ons leven in het teken stellen van normen en waarden, van doelen en principes. Voor een ethiek van de tijdservaring is de vraag dan vooral hoe de juiste maat te houden tussen de verschillende tijdsdimensies: heden, verleden en toekomst. In zijn analyses van allerlei verschijningsvormen van onze verhouding tot de tijd, zowel pathologische als vitale – weemoed, verlangen, aandacht, afleiding, verveling, ressentiment – probeert Van Tongeren deze vraag te beantwoorden. Hij doet dat op een manier die ondanks het essayistische karakter toch de aanspraak op waarheid en wijsheid bewaart.



Meer in aanvulling op dan ingaand tegen de op het individu gerichte tijdsethiek van Van Tongeren, zou ik nog drie morele vragen willen benoemen die evenzeer gebaat zijn bij een belichting vanuit de vraag naar de tijd. Het betreft onze verhouding tot de ander, tot zijn of haar tijd, een thema waar Levinas belangrijke aanzetten voor heeft gegeven. Het betreft de relatie tussen waarden en tijd, die het vaak enigszins formeel blijvende karakter van Van Tongerens analyse aanvult met de vraag in hoeverre de objecten van ons verlangen, onze hoop en onze zorg (idealen, kinderen, liefdes) zelf al vanuit hun eigen aard een bepaalde tijdsbepaling met zich mee brengen. En het betreft de politieke vraag die gezien de bereidheid tot zelfmoord van radeloze Palestijnen en fanatieke fundamentalisten uiterst actueel is, namelijk in hoeverre is de westerse overtuiging dat ons bestaan eenmalig, diesseitig en vergankelijk is, voortgekomen uit het vermogen en de mogelijkheid om dankzij politieke en economische stabiliteit en bloei, het persoonlijke leven in te bedden in een uitstellende, opschortende, uitstrekkende, coherente beweging; een levensplan dat ons aan het leven doet hechten. Waar deze voorwaarden van uitzicht en vooruitzicht er niet zijn of wegvallen, verandert ook de tijdsbeleving en de verhouding tot het eigen leven. Zo bezien zou de tijdservaring ook wel eens de sleutel kunnen zijn tot problemen van risico en rechtvaardigheid die het aanzien van de wereld vandaag de dag bepalen. Als de westerse wereld er niet in slaagt om de mensheid als geheel te behandelen als personen die recht hebben op een dergelijk ‘levenslang’  tijdpad, zal zij zich nooit veilig kunnen wanen in haar ‘Zwitserleven-gevoel’.

Over het verstrijken van de tijd. Een kleine ethiek van de tijdservaring, door Paul van Tongeren, Valkhof Pers, Nijmegen 2002, 123 blz., € 12,50

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.