‘De sociocratie stelt dat er een doeltreffender organisatie van besluitvorming mogelijk is dan de democratische. En dat mag niet, want democratie is een heilige koe. Terwijl we nu dagelijks op tv zien waar dat toe kan leiden: een democratisch land valt een autocratisch land binnen. Democratieën zijn net als autocratieën lineair. De macht komt van boven. Als het erop aankomt, beslist een meerderheid over de minderheid. Het individu speelt slechts een rol als rekenfactor, niet als uniek persoon met een uniek pakket aan eigenschappen, vaardigheden, behoeften en belangen.’
Hoe kun je aan ieder individu recht doen?
‘Door bij beleidsbepalende besluiten iedereen hetzelfde gereedschap te geven: consent. Dat is iets anders dan consensus. Bij consent krijgen de argumenten vóór en tégen een plaats in een proces. Dat proces is niet lineair, waarbij de baas of de meerderheid beslist, maar circulair, de hele kring beslist mee. Eerst stelt de kring een gezamenlijke doelstelling vast. Vervolgens nemen de kringleden besluiten, maar alleen als niemand er beargumenteerde bezwaren tegen heeft. Zo regeert het argument, en niet het getal. Moeten we dan de hele dag vergaderen, vragen mensen geschrokken? Nee, hoor. Ik heb in de praktijk gezien dat de methode goed blijkt te werken. Verschillende organisaties maken er gebruik van, van Shell tot kindertehuizen. Je kijkt ervan op hoe inventief mensen kunnen zijn. En wat een shock het is als er werkelijk naar je wordt geluisterd. We zijn dat niet gewend.’
Jonas van Brussel, de hoofdpersoon uit uw boek, leeft weinig gestructureerd. Hij zuipt, hij blowt, rotzooit met vrouwen. Zoekt hij niet eerder houvast bij de processen en structuren van zijn sociocratische vriend Bart dan dat hij er werkelijk in gelooft?
‘Van Brussel is in eerste instantie geïnteresseerd in de figuur van Bart. Hij vindt diens gedrevenheid mooi. Zelf maakt hij geen keuzes, ook niet voor de sociocratie. Maar goed, het boek heet ook niet De lotgevallen van een sociocraat. Persoonlijk biedt de sociocratische methode mij wel een houvast; de consequenties en mogelijkheden ervan betekenen veel voor me. Voor we trouwden, hebben mijn vrouw en ik met consent de doelstelling van ons huwelijk bepaald: beiden moeten we optimaal onszelf zijn, en wat dat optimaal inhoudt maken we ieder zelf uit. Het is goed dat we dat hebben afgesproken, want ik ben een ouderwets geprogrammeerde man; ik ben van 1930, een dictatortje.’
De religieuze onderstroom van uw boek valt op. Alleen al de voornamen van de hoofdpersoon, ‘Jonas’, en van zijn vader, ‘Jozef’. En de raadselachtige, godachtige gestalte die Van Brussel leidt door een onwerkelijk gangenstelsel. Is die onderstroom niet in tegenspraak met de rationele sociocratie?
‘Ik heb het christendom zelf van binnenuit meegemaakt, hoewel ik uit een liberaal joods milieu kom waar niets aan godsdienst werd gedaan. In 1942 ben ik ondergedoken bij een orthodox Nederlands-hervormd gezin. Mijn pleegvader was hoofd van de School met de Bijbel. Hun geloof gaf mij zekerheid. Ik wilde al snel zendeling worden en ben dat ook geworden, maar dan van sociocratie. Ik geloof niet meer in God, maar het feit dat mensen verhalen bedenken om hun onzekerheden te bestrijden, blijft me fascineren. Geloof is gefantaseerde zekerheid. Helaas is godsdienst ook een lineair systeem. De mens wikt, God beschikt. Insjallah.’
Open deuren, door Nol van Dijk, uitg. Vassallucci, Amsterdam 2003, 197 blz., € 20,-