De veelgehoorde vrees dat supercomputers op het punt staan mensen te overvleugelen, ervaar ik meer en meer als een vorm van kitsch.
Het woordenboek zegt dat kitscherige gevoelens glad, sensatiegericht en sentimenteel zijn.
De kunst van het denken ligt in het stellen van goede vragen
De angst voor artificiële intelligentie is glad, omdat nooit precies duidelijk wordt waarom de grotere en snellere rekenkracht van computers het menselijk denken buitenspel zet. De ware kunst van het denken ligt in het stellen van goede vragen. De beoordeling van een vraag kun je niet aan computers uitbesteden. Er bestaat namelijk geen objectief of onthecht criterium voor; een goede vraag is altijd een goede vraag voor ons.
De angst is sensatiegericht omdat die een massief doemverhaal voedt. Ook ik zie natuurlijk wel dat de algoritmen van oppermachtige techbedrijven momenteel humane omgangsvormen verwringen. Maar daar is wat aan te doen. Heb het politieke lef om Big Tech aan te pakken vanuit een duidelijke visie op wat een goede samenleving behelst.
En wat die sentimentaliteit betreft: kennelijk zien wij onszelf liever als zielenpoten die bedreigd worden door enge machines dan dat we onder ogen zien wat we dieren aandoen. Terwijl dieren in relevante opzichten veel meer op ons lijken dan computers. Al was het maar omdat ze kunnen lijden.