Toen ik met de kinderen naar een spannende film in de bioscoop was vroeg ik me tijdens de zenuwslopende slotscène af waarom ik niet gewoon zonder angst in mijn stoel kon zitten. Wat zich op het doek afspeelde was fictie. Waarom al die angst doorstaan, terwijl ik ook kan denken: laat het maar misgaan, het heeft toch geen invloed op mijn leven?
Maar we weten allemaal: er is niet veel aan, in de bios niet en in het leven niet, als het niet mislukken kan. Voor geluk, het zelfstandig naamwoord van lukken, is nu eenmaal de mogelijkheid van ongeluk noodzakelijk.
De neiging om iets van je leven te maken is sterk, gelukkig. Dat geldt ook voor een andere zingevende neiging: de neiging om dingen normaal te vinden.
Normaal lijkt zoiets gewoons. Als iets wat zich aandient zonder dat we er iets voor hoeven doen. Maar zo simpel is normaal niet.
In de film Smoke (1995) neemt de eigenaar van een tabakswinkel in Brooklyn iedere dag op hetzelfde moment een foto van de buurt. Je zou het niet zeggen, maar de map met duizenden dezelfde foto’s toont telkens een ander aangezicht. Het normale zit er niet bij.
We zijn er een ster in om het bijzondere te offeren aan onze normaliserende blik. En probeer het ook maar eens zonder die blik. Je zult overweldigd worden door alle prikkels, die allemaal stuk voor stuk bijzonder zijn. Ontmoetingen worden ondoenlijk, vanwege het particuliere dat jou voortdurend aanstaart. Geen oogopslag, geen stem, geen intonatie is dezelfde. Niets is nog normaal.
Maar wat is dan normaal als niemand normaal is? Welke betekenis heeft normaal doen als we het strikt genomen nergens tegenkomen? Antropoloog Mieke de Waal schreef jaren voor het bestaan van social media een boek over meisjes: ‘Vanaf het moment dat tienermeisjes in staat zijn om aan de verwachtingen te voldoen, kunnen ze zich veilig van anderen gaan onderscheiden. Zolang ze niet getoond hebben dat ze zich kunnen aanpassen, wordt elk afwijken beschouwd als een teken van onvermogen.’
Wie zich normaal kán gedragen is blijkbaar te vertrouwen. Dit principe is volgens De Waal de ‘sluis naar volwassenheid.’
Kan een samenleving dan nog wel volwassen worden, nu iedereen zich in z’n eigen normale filterbubbel terugtrekt?