Toen Coen Simon in Amsterdam ging studeren, had hij het gevoel dat hij de roman De Wetten van Connie Palmen in liep. De hoofdpersoon, net als Simon en Palmen zelf een filosofiestudent, beschreef alle plaatsen waar Simon voor het eerst kwam. Het café waar we hebben afgesproken bevindt zich vlak bij de Oudemanhuispoort, waar Palmen, Simon en de hoofdpersoon uit De Wetten studeerden. In dit café dronk Simon zijn eerste biertje als student. Inmiddels is hij al jaren weg uit de hoofdstad en tegenwoordig woont hij in een dorpje boven Groningen. Maar in zijn studentenstad komt hij nog altijd erg graag.
Terwijl hij zijn hemdsmouwen opstroopt (na eerst zorgvuldig zijn manchetknopen verwijderd te hebben) bestelt Simon een glas karnemelk en een paar broodjes, en gaat er dan eens goed voor zitten: ‘Op nieuwjaarsnacht werd er een concert van Madonna uitgezonden. Met veel vuurwerk kwam ze op. In plaats van juichende handen staken er alleen maar mobieltjes en camera’s boven de menigte uit. Ik denk dat het publiek druk bezig was een historische gebeurtenis vast te leggen.’ Hij vervolgt lachend: ‘En zo ging het historische prachtig aan hen voorbij, daar op dat podium.’
Stelling van Pythagoras
We hebben voortdurend de neiging om de tijd stil te zetten, volgens Simon. Letterlijk, door belangrijke gebeurtenissen op beeld vast te leggen, maar ook figuurlijk, door onze theoretische benadering van het leven. Die theoretische blik hebben we ontleend aan de wetenschap, die steeds succesvoller en invloedrijker is geworden. De kracht van de wetenschap zit in het vinden van formules die voor ieder willekeurig moment geldig zijn: de gravitatiewet, de stelling van Pythagoras – noem ze maar op. ‘Zonder deze formules zouden we het in onze samenleving niet meer redden, maar we dreigen steeds meer te vergeten dat de wetenschappelijke blik ook maar een manier is om naar de wereld te kijken. Over onze persoonlijke ervaringen die we de godganse dag hebben zegt de wetenschap bijvoorbeeld helemaal niets. Want deze ervaringen zijn juist eenmalig.’ Simon wil een alternatief bieden voor deze dominantie van de theorie, en kiest daarom met zijn zojuist verschenen Zo begint iedere ziener. Een filosofische ontdekking van de wereld voor wat hij noemt ‘een verhalende filosofie’.
In dertien persoonlijke verhalen gaat hij met deze filosofie op ‘ontdekking’ uit. Beter gezegd: herontdekking, want gaandeweg stelt hij bestaande begrippen, zoals natuur, vriendschap, de droom en volwassenheid in een ander daglicht. Simon wil met de verhalen laten zien dat er iets is dat je niet in concepten of formules kunt vangen, maar dat je moet beleven om het te begrijpen: het geheim dat schuilt in de ervaring van het leven zelf.
Levensfasen
Onze cultuur heeft alle mogelijke manieren bedacht om de tijd te vangen, of liever, zegt Simon, om ‘het betekenisvolle van het moment’ vast te houden. Vanaf onze vroegste jeugd worden we daarmee geconfronteerd. Want alles wat we beleven, maken we mee als baby, peuter, kleuter, kind, puber of volwassene. Door al deze schijnbaar objectieve fases krijgen we onbewust het idee dat er zoiets bestaat als een allesoverkoepelend perspectief van waaruit iemand uiteindelijk alle levensfasen kan overzien. Een moment waarop we terug zullen kijken op een voltooid leven – het punt van Archimedes.
Simon: ‘Een mensenleven is altijd voorbij voordat het voltooid is. Ik bedoel daarmee niet dat geen mensenleven geslaagd is, maar het kan nooit voltooid zijn, omdat we daartoe een allesoverkoepelend perspectief nodig hebben, en dat bestaat nu juist niet. De tijd tikt altijd door. Zelfs het kleinste moment heeft een verleden en toekomst. Deze “duur” maakt onze ervaringen mogelijk. Zonder dit verloop in onze beleving beleven we niets en heeft het leven dus geen enkele betekenis.’
De filosoof Heraclitus wees met zijn panta rhei (‘alles stroomt’) al op de voortdurende verandering van alles. ‘Maar ook Plato heeft nooit geprobeerd de werkelijkheid in feiten te vangen. We hebben het altijd over de filosofische theorie van Plato, maar Plato theoretiseerde helemaal niet. Hij schreef verhalen met personages, waarvan Socrates het belangrijkste is. Plato zelf komt er niet eens in voor. De beelden van het concert van Madonna zijn het concert zelf niet. Daar was het Plato zogezegd om te doen.’
Simon neemt snel een hap van zijn brood en een slok karnemelk, en vervolgt: ‘Bij het filmen van een indrukwekkend concert verdwijnt een cruciaal element dat je met het filmen juist beoogt te behouden. Je wilt namelijk niet de feiten vastleggen, maar de beleving van de feiten, de ervaring van het concert. Maar uit filmbeelden blijkt achteraf de ervaring verdwenen. Want de ervaring van alles wat je beleeft wordt bepaald door het niet-kennen van de afloop. Het is de oningevulde toekomst die betekenis geeft het aan de ervaringen in het heden. Maar die toekomst ken je natuurlijk wel zodra het gefilmd is, het niet-weten is dan verdwenen.’
Verhalen
In tegenstelling tot de droge feiten doen verhalen, zo meent Simon, wel recht aan de eenmaligheid en aan de ervaring. Ze spelen zich af in de tijd en zijn dus vergelijkbaar met het leven zelf. ‘Tijd maakt de ervaring, net zoals die het verhaal maakt. Een verhaal kan alleen van voor naar achter verteld worden en is, net als ons leven, nooit voltooid. Het verhaal heeft wel een eind, maar we blijven ermee bezig betekenis aan een verhaal te geven – daar komt geen eind aan. Natuurlijk zijn er wel afgeronde gebeurtenissen waarop we kunnen terugblikken, maar iedere keer dat je met een verhaal in aanraking komt beleef je het opnieuw – het maakt niet uit of je zelf degene bent die het verhaal vertelt of schrijft, of dat je een verslag hoort of leest van een ander.Afhankelijk van het moment in je leven dat je het leest of schrijft, is die beleving anders. Lees maar eens je eigen dagboeken terug, jaren later. Of een boek dat je als kind heel mooi vond.’
Net als het leven zelf verloopt een verhaal in de tijd. De lezer voelt de aanwezigheid van de tijdelijkheid, vaak zonder dat deze expliciet wordt gemaakt in het verhaal zelf. Daarmee herinneren vertellingen ons aan ons eigen leven. ‘Wetenschap kan de tijdelijkheid van iedere ervaring niet vangen; immers, ook de neurowetenschapper die heeft aangetoond dat de vrije wil niet bestaat, moet wel de ervaring van de vrije wil erkennen. Ook voor hem ligt de toekomst niet vast: ’s avonds in de winkel moet hij kiezen wat hij gaat eten.’
Zelfs in de meest knullige situaties overheerst bij de mens het ‘niet-weten van het volgende moment’. In zijn filosofische verhalen heeft Simon juist dit willen tonen, niet door het in theorie aan te wijzen, maar door de lezer het te laten voelen. Want alleen op die manier kan een ervaring overgedragen worden. Waar een wetenschapper tracht een experiment te doen dat door een andere wetenschapper waar ook ter wereld in een laboratorium nagedaan kan worden, benadrukt Simon dat een echte ervaring nooit op die manier gereproduceerd kan worden. ‘Je zegt bij je lievelingsmaaltje toch ook niet: “Geef mijn portie maar aan Fikkie, want deze smaak ken ik al”?’
Dit is de reden waarom we zo houden van verhalen, zoals die uit de Bijbel, de Griekse mythologie en die van de filosoof Plato: ze blijven ons universele waarheden tonen over de eeuwen heen. Om deze reden ook beschrijft Simon zelf zijn leven liefst verhalend. ‘Met verhalende elementen zeg je meer dan met de feiten. Ik kan het dorp boven Groningen waar ik woon op twee manieren beschrijven. Ik kan zeggen hoe het heet, dat het 750 inwoners heeft, dat ik er met vrouw en kinderen woon, en dat er twee kerken en een molen staan. Dan heb je een indruk. Maar als ik vertel hoe stil het kan zijn en hoe je in november de rode zon in het Winsumerdiep kunt zien zakken, en dat iedereen de buschauffeur en de postbode kent, dat je met zuidwestenwind de suikerfabriek van de stad ruikt en zelfs bijna kunt zien, zo vlak is het land, en dat de kerkgangers het prima kunnen vinden met vrijdenkers die hier sinds de jaren zestig kwamen wonen – dan zie je een ander dorp voor je dan in de eerste beschrijving van mijn woonplaats, toch?’
Voetbalwedstrijd
Behalve een ode aan de kracht van het verhaal, is Zo begint iedere ziener ook een oproep aan de lezer om de ziener in zichzelf weer te ontdekken. Zo’n ziener schuilt in ons allemaal, volgens Simon. Iedereen vertelt al constant verhalen en zoekt naar de verbindende lijn achter de feiten. ‘Ga maar eens kijken naar een voetbalwedstrijd. Hoe vaak hoor je daar wel niet: “Als deze bal erin had gezeten, was dat een supergoal geweest!”? Zo’n opmerking is totaal onlogisch, want de bal zat er níét in. Toch is ze volstrekt invoelbaar. Juist de mogelijkheid van het missen maakt voetbal aantrekkelijk. Als je bij voorbaat zou weten welke bal er op welk moment in zou gaan, zou er niets meer aan de wedstrijd zijn. En zo is het met het hele leven: we missen meer kansen dan we benutten, maar net als bij voetbal is de mens in staat te genieten van een gemiste kans.’
Met het vertellen van verhalen spreek je jouw relatie tot de wereld uit. In die verhalen zit de beleving; zonder het verhaal bestaat de beleving niet. ‘Kinderen hebben daar een heel goed gevoel voor. Die willen graag dat je honderdduizend keer hetzelfde verhaal voorleest, al kennen ze het uit hun hoofd. Toch hebben ze het verhaal nodig om datgene wat ze erbij beleven te beleven. Ze willen steeds hetzelfde beleven en hebben daar het verhaal voor nodig.’
Een ziener is iemand die in staat is om overal een verhaal van te maken, volgens Coen Simon. Maar, zegt hij, dat maakt hem niet tot een fantast. Al stellen we ons deze mythische figuren graag zo voor: ‘Zieners zouden stammen uit de zotte tijd waarin wetenschap nog niet bestond, bij gebrek aan beter. Maar zieners zoeken geen bewijzen, maar naar een verhaallijn. Ze raken daarmee aan iets dat we nu vaak uit het oog verliezen: dat je leven voorbijgaat als een verhaal. Het valt niet samen te vatten in een aantal feitjes op een datingsite. Neem een voorbeeld aan de Groningse volkszanger Ede Staal. Hij was de ziener van het Hogeland. De manier waarop hij Groningen beschreef, maakt iedereen die er ooit geweest is deel van zijn liefde voor zijn land:
’t Is de lucht achter Oethoezen,
’t Is ’t torentje van Spiek,
’t Is de weg van Lains noar Klooster,
En deur Westpolder langs de diek.
Dat is mien laand, mien Hogelaand.
Wat het is, vertelt hij niet, maar iedereen weet waarover hij zong. Omdat zijn woorden ons het Groninger land kunnen laten beleven op een manier waarop geen verzameling feiten dat kan.’
Zo begint iedere ziener. Een filosofische ontdekking van de wereld, door Coen Simon, uitg. Prometheus, Amsterdam 2010, 224 blz., € 17,95