Home Bert Wagendorp: ‘Ik ben een twijfelaar’

Bert Wagendorp: ‘Ik ben een twijfelaar’

Door Frank Meester op 15 februari 2011

Cover van 02-2011
02-2011 Filosofie magazine Lees het magazine

De wereld volgens Wagendorp, zo heet de bundel columns van Volkskrant-columnist Bert Wagendorp. Met als ondertitel: Onder voorbehoud. ‘Dat wilde ik er per se bij, want ik weet natuurlijk niet hoe de wereld in elkaar steekt.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wat kan ik weten?
‘Steeds meer, en dat is juist zo lastig. Als je wilt kun je skypen met iemand uit Afghanistan en hem of haar persoonlijk vragen hoe het er gaat. Zo kun je je mening vormen over de zinvol- dan wel zinloosheid van onze eventuele aanwezigheid daar. Maar juist omdat we toegang hebben tot zo belachelijk veel informatie, zie je door de bomen het bos niet meer. Denk je net te weten hoe het zit, komt WikiLeaks weer met gegevens die alle voorgaande berichtgeving tegenspreken.
Ik weet ook wel dat de waarheid niet bestaat. We kunnen de waarheid alleen benaderen. Onze mening is bovendien niet alleen gebaseerd op argumenten. Meningsvorming is een complex proces. Het gaat om intuïtie, om gevoel, om je humeur of dat van je vrouw, om het weer – noem maar op. Je ziet iemand op televisie met een sympathiek hoofd die goed formuleert; dan ben je al snel geneigd die mening over te nemen.
Het schrijven van een column is voor mij vaak een zoektocht naar mijn mening. Als ik begin met schrijven weet ik lang niet altijd waar ik zal eindigen. Ik hoor regelmatig van mensen die zeggen: “Jij schrijft vaak wat ik denk, alleen wist ik nog niet dat ik het dacht.” Zo kom ik dus ook door het schrijven van mijn columns te weten wat ik zelf denk. En soms ontdek ik later dat ik eigenlijk toch weer wat anders denk.’

Wat moet ik doen?
‘Een columnist heeft verschillende functies. Hij heeft een commerciële functie. Hij moet stukjes schrijven die de mensen leuk vinden. Hij is een soort entertainer die lezers ’s morgens een glimlach bezorgt. Veel columnisten zien zichzelf ook als ventileerder van meningen. Dat doe ik natuurlijk ook, maar ik wil ook mijn aarzelingen laten zien. Ik heb niet over alles een mening klaar. Ik ben een twijfelaar. Voor mij is de belangrijkste functie van de columnist de werkelijkheid zoals die gepresenteerd wordt een beetje te laten kantelen. We moeten proberen uit die vaste groeven van ons denken te komen: “Zo kun je er ook tegenaan kijken.” Neem de multiculturele samenleving. Het lijkt wel of je moet vinden dat die keihard mislukt is. Iedereen roept dat maar. Volgens mij kun je net zo goed beweren dat die voor 90 procent is geslaagd.’

Wat mag ik hopen?
‘Vroeger leden veel columnisten volgens mij aan een pontificale zelfoverschatting; ze waanden zich een soort pausen van de waarheid. Het effect van columns is natuurlijk gering. Toch ben ik ook niet alleen een entertainer. Die columns zijn niet geheel vrijblijvend. Ik bied wat orde in de chaos van informatie. Ik hoop dat een enkeling door mijn stukjes iets eens vanuit een andere invalshoek bekijkt. Al is dat misschien al te veel gehoopt. Uit reacties merk ik dat de meeste lezers mijn stukken vooral goed vinden omdat ze daarin hun eigen mening bevestigd zien. “Ik vind je columns altijd erg goed, behalve die ene over Uruzgan, daar was ik het niet mee eens”, krijg ik dan te horen.’

Wat is de mens?
‘De mens is een gewoontedier. Daarom heeft hij het op dit moment ook zo moeilijk. Dan krijgt hij weer te horen dat hij dagelijks twee glazen rode wijn moet drinken en vervolgens blijkt dat toch niet goed te zijn. Dat is niet leuk. Daarom zijn er mensen die zich afkeren van die mondiale informatiestroom. Ze trekken zich terug in een kleinere wereld. De mens is waarschijnlijk in veel kleinere gemeenschappen geëvolueerd en is daaraan gewend. Ik kende jou en je broer en nog een paar families, en dat was het. De techniek heeft ons veel te veel gegeven. Toch ben ik optimistisch. Als ik vijftig jaar eerder was geboren, was ik in mijn leven net als mijn voorouders waarschijnlijk vooral in de weer geweest met plaggen. Ik ben blij met die veranderingen die mij zoveel mogelijkheden hebben gegeven. We moeten er alleen nog mee leren leven. Dat komt heus wel. We zitten in een overgangsfase.’