Home Bert Keizer: Pensioen

Bert Keizer: Pensioen

Door Bert Keizer op 03 november 2014

Cover van 06-2013
06-2013 Filosofie magazine Lees het magazine

Ik ben nu 65,4 en enigszins opgelucht na een hoop gedrentel voor de hindernis die pensioen heet. Hoe kom je over het hek van 65 heen? Ik had mezelf om onduidelijke redenen uitgelegd dat ik zou moeten ophouden met dokteren en omzien naar iets anders. Nu kan het nog, was de gedachte, want als je te lang door werkt dan word je lichamelijk en geestelijk zo stram dat je, als je er mee ophoudt, de rest van je dagen in een verkrampte houding achter de geraniums zult moeten slijten, God en mens in machteloze woede vervloekend.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Goed, ik zou dus nu ophouden, met behoud van mijn souplesse (poeh poeh), en dan maar eens rustig omzien naar iets geheel anders. Wat gaan we doen? Ik heb geen hobby’s, ik bedoel dat ik geen modelvliegtuigjes bouw, of postzegels verzamel met de afbeelding van een zeehond, of een oud stoomgemaal aan de gang zou kunnen krijgen of houden. In de tuin ben ik alleen onder strikte orders een verantwoorde aanwezigheid.

Wat je zoekt is een nieuw leven, maar wat je aangaapt is een niet al te diep graf waarin je kunt gaan bridgen – of golfen – of tennissen – of joggen – of een busje rondrijden met maaltijden voor oudjes – of in een archief iets op alfabet leggen – of collecteren voor Amnesty, allemaal dingen die ik niet kan of niet wil. Ik ga in ieder geval niet sporten. Ook op latere leeftijd, nu ik geacht word alle schaamte voorbij te zijn, is het idee van kleedkamers en douches en verhalen achteraf, over hoe hard, hoe hoog of hoe diep de bal ging, mij een absolute gruwel. Kijk naar de leliën des velds, zei Jezus, en ik zou daaraan toe willen voegen: kijk naar de hogere primaten. Hebt u ooit een van deze onschuldige bruten meer dan tien meter hard zien lopen?

‘Dan kun je eindelijk lekker de hele dag lezen!’ hoor ik vaak. Maar dat kan ik juist niet. Als ik ‘s morgens om negen uur aan een boek begin dan heb ik het gevoel dat ik midden in de zomer de kerstboom aan het zetten ben. Zoiets doe je niet. Ik lees ’s avonds na tienen, en dan hoogstens twee of drie uur. Nog hopelozer is de aansporing: ‘Dan ga je toch fijn de hele dag schrijven?’ Mensen hebben geen idee. Schrijven is saai. Het is gewoon een kantoorbaan, maar dan zonder collega’s. ‘En als je eens een keer een collega ziet dan hoop je dat ie dood neer valt’, zei een schrijver laatst tegen me.

Het verwarrendst bij dit alles is dat ik het gevoel heb mijn werk eindelijk aan te kunnen. En dan moet ik ophouden? Ik kwam tot de briljante oplossing om gewoon door te werken, maar heb inmiddels wel één concessie moeten doen. We gaan niet meer kamperen in een tent, maar op vakantie met een caravan. ‘Da’s eigenlijk een proto-rollator’, probeerde een collega. Deed me niks.