Home Bert Keizer: Grondslagen

Bert Keizer: Grondslagen

Door Bert Keizer op 03 november 2014

Cover van 05 -2013
05 -2013 Filosofie magazine Lees het magazine

Het ontdekken van de diepste grond, het uiteindelijke fundament waar iets op rust, is een ervaring die een heel eigen vreugde teweegbrengt. Zo dacht ik altijd dat wij een tientallig stelsel hadden op grond van de ‘intrinsieke logica’ (ik zeg maar wat) die de getallenreeks 1–10-100–1000 et cetera aankleeft. Deze getallenreeks heeft immers een dermate abstracte status dat je met een gerust hart kunt zeggen dat het getal 1000 voor eeuwig zal blijven bestaan, ook als er geen mensen meer zijn. Dit is onzin. Sympathieke onzin, maar toch. Wij hebben een tientallig stelsel omdat we tien vingers hebben, en de vraag hoeveel koeien, meloenen of speerpunten waren geleverd werd aanvankelijk met behulp van aantallen vingers vastgesteld. Wiskunde heeft dus een benig fundament. Da’s andere koek dan Russells Principia Mathematica. Maar ook in dat werk wordt het fundament van wiskunde buiten de wiskunde gezocht. De basis van wiskunde kan immers geen sommetje zijn, want dat is al wiskunde.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dat van die vingers vind ik erg bevredigend, want je snapt het en het probleem is weg. Zo mooi loopt het niet bij het fundament van materie. Wat ons het meest treft in de voorwerpen om ons heen is de duwbaarheid, de massiviteit, het gewicht dat ze hebben. Datgene wat een stoel onderscheidt van een stemming. Dit massieve kun je niet herleiden tot de korreltjes waar voorwerpen uit bestaan, want die zijn zelf massief. Elementaire deeltjesfysica begeeft zich dan ook de korreltjes in en daar treffen we moleculen, atomen, elektronen (‘die zich in banen bewegen’), protonen, neutronen, Van der Waals-krachten, elektrische ladingen, neutrino’s, Higgs-deeltjes et cetera. We zijn geneigd om ons idee van heel kleine korreltjes of balletjes mee te nemen naar deze wereld – kijk maar naar de modellen die we ervan maken. En dat is nou net wat een elektron niet is: een soort korreltje. Dat snap ik niet, en ik ervaar dan ook nooit enige opluchting bij fysica. Uit duizend dingen blijkt dat het werkt, maar wat een elektron nou eigenlijk is, ik zou het niet weten.

Ook van bewustzijn zouden we willen weten waar het vandaan komt. En zoals het fundament van wiskunde geen sommetje kan zijn, en de diepe oorzaak voor de massiviteit van voorwerpen zelf niet massief, zo kan het fundament van bewustzijn zelf niet bewust zijn, want dan zou het niets uitleggen. Het is eigenlijk nog lastiger. De vraag zelf, naar de oorsprong van bewustzijn, vooronderstelt bewustzijn. En zo zou elke verklaring van bewustzijn, indien opgesteld door een bewust wezen, hetgeen te verklaren was reeds in zich bergen. De oplossing moet komen van iemand buiten de kring van bewuste wezens, want bij zo’n type zit het bewustzijn niet in de weg. Maar bewustelozen doen helemaal niet aan verklaringen. ‘Bewustzijn verklaren’ is dus als ‘paren voor kuisheid’ (om het grovere fucking for chastity te vermijden).