Home Beroemde romeinen

Beroemde romeinen

Door Pieter Hoexum op 17 februari 2009

02-2009 Filosofie magazine Lees het magazine

Oorlogen, complotten, staatsgrepen, ze werden regelmatig veroorzaakt door jaloezie of door ijdelheid. Levensverhalen uit de Oudheid zijn dan ook interessante historische bronnen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Karel van het Reve had het niet veel op met geschiedschrijvers die geloven in ‘belangrijke historische oorzaken’, die zich ‘ten slotte toch doorzetten’ ondanks ‘kleine persoonlijke factoren’. Alsof oorlogen altijd alleen maar ontstaan vanwege serieuze zaken zoals ‘afzetgebieden’ en ‘grondstoffen’, en nooit veroorzaakt worden door de grillen van koningen… Van het Reve herinnert daarentegen aan een gedachte van Pascal: als de neus van Cleopatra kleiner was geweest, zou de wereld er anders uit hebben gezien.
Volgens de overlevering was Cleopatra een schoonheid met een opvallende neus, en belust op machtige mannen: ze verleidde eerst Caesar en nadat die haar verlaten had en vermoord was diens ‘opvolger’ Antonius. Shakespeare schreef nog een stuk over haar relatie met Antonius, zich daarbij baserend op Ploutarchus’ biografie van hem. Ploutarchus bespreekt helaas niet Cleopatra’s neus, maar voor de rest is hij een uitgelezen bron voor wie meer wil weten over de grillen van de machtigen der aarde uit de tijd van Julius Caesar.
Ploutarchus (ca. 46-120) was een Grieks schrijver en filosoof, vooral bekend geworden met zijn ‘Parallelle levens’: een grote serie levensverhalen van telkens twee vergelijkbare figuren, een Griek en een Romein. In een nieuwe Nederlandse vertaling is deze opzet losgelaten en is het een tweeluik geworden, bestaande uit een deel ‘Beroemde Grieken’ (besproken in Filosofie Magazine 2008, nr. 2) en ‘Beroemde Romeinen’, dat recentelijk verscheen.
Net zoals in het eerste deel pakt ook hier de nieuwe opzet goed uit, hoewel die dus van die van de schrijver afwijkt. De vertaalster heeft twaalf van Ploutarchus’ Romeinse levensverhalen uitgekozen. Vooral bij de laatste zes blijkt werkt die opzet goed, de generatie die geboren is rond 100 v.Chr.: Cicero, Pompeius, Caesar, Cato de Jongere, Brutus en Marcus Antonius. Hun levensverhalen geven samen een caleidoscopische blik op de teloorgang van de Romeinse republiek en de opkomst van het keizerschap. Al lezende krijg je een mooi inkijkje in de grote wereldgeschiedenis, een blik door het sleutelgat.
Enigszins problematisch aan deze nieuwe rankschikking is dat Ploutarchus meer historicus wordt dan hij was en wilde zijn. Ploutarchus is in de eerste plaats moralist, een ‘zedenmeester’ in de goede zin van het woord: hij biedt levenslessen in de vorm van levensverhalen. Bij Ploutarchus krijg je de moraal niet voorgekauwd: moreel handelen is bij hem een vaardigheid, iets dat je in de praktijk moet leren. We kunnen ons het best spiegelen aan anderen. We kunnen ons ‘morele instinct’ als het ware scherpen aan Ploutarchus’ praktijkvoorbeelden.

Bedachtzaam én strijdlustig
De laatste twee levensverhalen uit deze reeks bieden wat dat betreft veel stof tot nadenken. Het zijn echte gevalsbeschrijvingen, van respectievelijk Brutus en Antonius. De eerste wordt door Ploutarchus beschreven als een soort filosoof, als iemand die geleerd heeft weloverwogen te werk te gaan, terwijl Antonius een losbol is die nooit maat weet te houden en daardoor weliswaar hoog stijgt, maar ook diep valt.
Brutus is natuurlijk bekend geworden als de moordenaar van Caesar – althans de aanvoerder van de samenzwering tegen Caesar. Maar, zou Brutus er waarschijnlijk zelf aan toevoegen, dit complot was eigenlijk niet gericht tegen de man zelf, maar tegen zijn tirannieke regime, dat nu eenmaal samenviel met zijn persoon. Deze samenzwering moest heel omzichtig, maar wel snel tot stand komen. De samenzweerders betrokken de oude staatsman en filosoof Cicero er dan ook bewust niet bij, hoewel hij aan hun kant stond. Maar Cicero was voorzichtig geworden, en bovendien niet al te zeer geneigd tot onzelfzuchtigheid; hij was eigenlijk te veel filosoof, te bedachtzaam: ‘Ze vreesden dan ook dat hij de felheid van hun vuur zou temperen, terwijl daarbij juist snelheid geboden was.’
Brutus wordt door Ploutarchus geschetst als een zeldzame combinatie van strijd en bedachtzaamheid. Aan de vooravond van grote veldslagen voert hij bij de avondmaaltijd nog filosofische gesprekken en verdiept zich, in zijn tent, in filosofische boeken. Hij had volgens Ploutarchus ‘het ideale temparament voor deugdzaamheid’ en had dat bereikt door zijn strijdlust ‘te temperen met filosofische studies’, terwijl hij zijn ‘serieuze en zachtaardige natuur’ stimuleerde ‘door drang naar daden’.
Na Caesars dood grijpt Antonius de macht, die hij al snel moet delen met Caesars wettelijk erfgenaam Octavianus, de latere eerste echte keizer Augustus. Zij verslaan gezamenlijk Brutus en verdelen het rijk, waarbij Antonius het oosten krijgt en in Egypte verstrikt raakt in de netten van Cleopatra. Antonius gaat zich steeds despotischer gedragen en komt in conflict met Octavianus. Net als later Cleopatra pleegt hij zelfmoord, maar zij doet dat pas nadat haar poging in de gunst te komen bij Octavianus is mislukt.

Oppervlakkige ijdeltuit
Brutus’ enige fouten zijn eigenlijk dat hij te toegeeflijk was tegenover zijn tegenstanders, met name Antonius, en te streng voor zichzelf en zijn medestanders; hij is ‘al te wetsgetrouw en rechtvaardig’. In vergelijking met Brutus is Antonius een zeer oppervlakkige ijdeltuit die zich slechts door genotzucht laat leiden. Toch is zijn levensverhaal de moeite waard, volgens Ploutarchus: ‘Ik denk dat we eerder bereid zullen zijn de betere levens te observeren en na te volgen als we ook kennismaken met slechte en laakbare.’

Ploutarchus schreef ter lering en vermaak, niet voor deskundigen en geleerden, maar voor ‘geïnteresseerde leken’, voor beschaafde mensen die zich nog verder willen beschaven. Dat geldt zeker ook voor een andere grote ‘filosofische biograaf’, Diogenes Laertius. Diogenes gaat in zijn boek Leven en leer van beroemde filosofen ook uit van het klassieke idee dat je net zoveel kunt leren van iemands levensverhaal als van zijn ideeën. De nadruk komt bovendien bij hem ook nogal eens te liggen op anekdoten, wat zowel de vermakelijkheid als de leerzaamheid zeer ten goede komt. Gelukkig is recentelijk een derde editie verschenen van een Nederlandse vertaling van Rein Ferwerda, zodat ook Diogenes’ prachtboek leverbaar blijft.