Jannah Loontjens had nooit gedacht dat Jean Baudrillard gelijk zou krijgen. Maar we leven intussen in een beeld- en selfiecultuur die geheel beantwoordt aan Baudrillards ‘hyperrealiteit’.
Toen ik vorige maand van vakantie terugkwam, zag ik bij mijn voordeur op de stoep een groene veer liggen. Het was een veer van een van de papegaaitjes die door Amsterdam vliegen en die ook vaak in de boom voor mijn deur met hun rode snaveltjes hun vleugels zitten te strijken. Mijn eerste gedachte was: ik maak hier een foto van en zet hem op Facebook.
Deze eerste ingeving zou voor de Franse filosoof Jean Baudrillard beslist een bevestiging zijn geweest van zijn theorie over de ‘hyperrealiteit’, waarin de werkelijkheid is opgebouwd uit beelden en de oorspronkelijke werkelijkheid verloren gaat. Ik weet nog dat ik in de jaren negentig zijn boek De fatale strategieën las en zijn barokke taalgebruik theatraal en geestig vond, maar dat zijn ideeën ook wat overdreven op me overkwamen. Leuk om discussies uit te lokken, maar helemaal serieus nam ik hem niet. En toch denk ik nu steeds vaker aan zijn teksten terug.
Kermis
Baudrillard werd bekend als een postmoderne filosoof die, evenals Jean-François Lyotard, al in de jaren tachtig wees op de invloed van de technocratisering op ons weten, kennen en verlangen. Maar waar zijn collega Lyotard een zeer gedegen argumentatiestijl bezigde, produceerde Baudrillard teksten die tolden als kermisattracties. Zijn zinnen waren lawaaierig, vrolijk en overdadig; ik raakte in zijn werk algauw de weg kwijt en voelde een verlangen te vluchten voor de knipperende lichten en schreeuwerige muziek. Met zijn zinnen vol hyperbolen beschreef hij niet alleen de hyperrealiteit, maar maakte deze ook voelbaar.
De fatale strategieën verscheen voor het eerst in het Frans in 1983. Baudrillard schrijft hierin: ‘Het reële wijkt niet voor het imaginaire, het wijkt voor iets dat reëler is dan reëel: het hyperreële. Waarder dan waar: dat is de simulatie. De aanwezigheid wijkt niet voor de leegte, ze wijkt voor een verdubbelde aanwezigheid die de oppositie tussen aanwezigheid en afwezigheid tenietdoet.’
In dit citaat proef je Baudrillards stijl met de over elkaar heen tollende termen, waarvan de betekenissen beginnen te zweven. En toch, toen ik over dat groene veertje gebogen stond om er een foto van te maken, herinnerde ik me helder de strekking van zijn schrijven. Door een foto van de veer te maken en deze vervolgens op social media te delen, wordt de ervaring van het zien van de veer uitvergroot. De simulatie, dat wil zeggen de foto van de groene veer, wordt ‘waarder dan waar’.
Hoewel ‘afwezigheid’ doorgaans tegenover ‘aanwezigheid’ wordt geplaatst, stelt Baudrillard dat in de moderne tijd aanwezigheid niet meer wijkt voor afwezigheid, maar voor een verdubbelde aanwezigheid. Dat is interessant; aanwezigheid en afwezigheid zijn immers sinds de Griekse filosofie een filosofisch begrippenpaar geweest.
Dat hij de verhouding tussen de twee omgooit lijkt radicaal. Toch is het niet moeilijk te volgen wat hij zegt. In een simulatie is het origineel afwezig, maar toch ook aanwezig, namelijk in de representatie ervan. Volgens Baudrillard ervaren we in de simulatie niet een slap aftreksel van een origineel – integendeel, de simulatie werkt juist als een uitvergroting van de oorspronkelijke ervaring of observatie.
Door de foto van de groene veer op Facebook te zetten toon ik niet zozeer een afbeelding van de echte veer, waarvan de echtheid in de afbeelding zou ontbreken, maar wordt de veer in die simulatie juist echt werkelijk: de aanwezigheid van de veer wordt vermenigvuldigd en wordt hiermee echter dan echt.
Zelfverlies
Eigenlijk overwoog ik na de vakantie juist om van alle social media af te gaan. Ik had enkele weken offline geleefd en dat beviel me bijzonder goed. Dat ik het gevoel had losgezongen te zijn van het wereldgebeuren begon me wel wat ongedurig te maken, maar juist datgene wat social media ‘sociaal’ maakt – alle foto’s en kreten van vrienden, familie en collega’s – miste ik niet. Wat me vooral beviel was de rust in mijn hoofd: de afwezigheid van mijn overwegingen over het wel of niet plaatsen van berichten, het wel of niet tonen van foto’s, het bedenken van passende formuleringen, waarop een onbekend aantal mensen zou kunnen reageren. Vanuit deze rust bezien ging ik denken dat Facebook en Twitter weer een halve puber van me hadden gemaakt: nerveus over de reacties van anderen, over wat wie wél of juist níét van me zou denken.
Een van Baudrillards centrale stellingen is dat het ‘zelf’ zoekraakt in de hyperrealiteit. Het zelf decentreert en fragmenteert in simulaties van zichzelf. Er is geen kern meer, alleen nog buitenkant. Er is geen origineel meer, alleen nog simulaties. Filmbeelden tonen niet het leven, het leven imiteert films. Foto’s tonen niet onszelf, wij willen zijn zoals op de foto’s. Baudrillard schreef in de jaren tachtig en negentig, voordat social media waren geboren, en zijn werk lijkt nu dan ook enigszins profetisch van aard.
In de eerste Volkskrant die ik na terugkeer van mijn vakantie opensloeg las ik dat 55 procent van de chirurgen zegt patiënten te hebben die zich willen laten opereren om betere selfies te kunnen maken. Mensen willen op hun eigen simulaties lijken! De pagina erna beschrijft dat er bij de Trevi-fontein in Rome een ruzie ontstond ‘tussen een aantal toeristen over de beste plek om selfies te maken’. Het verlies van het zelf in de simulatie lijkt concrete werkelijkheid geworden.
Schijnvertoning
Instagram staat vol foto’s van mensen in dezelfde positie en op dezelfde plek aan de Trevi-fontein – net zoals de honderdduizenden foto’s van mensen die de toren van Pisa overeind houden. Ook staat er in het artikel dat een paar posities kennelijk zo favoriet zijn dat er wachtrijen ontstaan voor de beste plekken. Mensen willen op precies één plaats, de plek waar zo veel mogelijk anderen ook al een foto hebben gemaakt, zich in dezelfde houding als alle anderen fotograferen. Het klinkt absurd en onlogisch, alsof we onszelf willen uitvlakken om op te gaan in een algemeen beeld van zo veel mogelijk mensen.
Dit sluit ook bij Baudrillards opvattingen aan. Hoewel alles steeds meer lijkt te draaien om hoe we aan de buitenwereld verschijnen, verdwijnen we eigenlijk in die verschijningen. Baudrillard voorspelde dat we op een wereld van schijnvertoningen af gaan, waarin we voyeurs zijn in een orgie van beelden, waarin elke zingeving zoekraakt.
De veer heb ik na deze overpeinzingen toch niet op Facebook geplaatst. De vraag blijft evenwel of ik door offline te leven eigenlijk wel een ‘echtere’ werkelijkheid bereik, of dat een offline leven in deze wereld gelijkstaat aan écht verdwijnen.