Filosoof Jannah Loontjens heeft hoogtevrees, maar legt dat niet uit als een angst voor hoge gebouwen of diepe ravijnen. Haar hoogtevrees komt eigenlijk voort uit een angst voor haarzelf: de angst om te springen.
Mensen die er geen last van hebben, denken vaak dat hoogtevrees voortkomt uit een angst voor diepte, voor hoogteverschil en wat er zou kunnen gebeuren als je valt. Dat is ten dele zo. Mijn hoogtevrees wordt evenwel sterk gedomineerd door een angst voor mezelf, voor een neiging om aan het mogelijke toe te geven, om de diepte in te springen. Het is de angst voor mijn eigen verlies aan controle die mij van relingen en dakranden doet terugdeinzen.
Een vergelijkbare benadering van hoogtevrees is terug te vinden bij de Deense filosoof Søren Kierkegaard. Volgens Kierkegaard wordt de angst die je ervaart als je aan de rand van een ravijn staat veroorzaakt door de confrontatie met onze vrijheid.
‘Wie neerziet in een diep ravijn wordt duizelig. Maar waar ligt dat aan? Evenzeer aan het eigen oog als aan het ravijn, want wanneer deze persoon nu eens niet in de afgrond had gekeken… Zo is de angst het duizelen van vrijheid, dat ontstaat wanneer de geest de synthese wil stellen en de vrijheid nu neerziet in haar eigen mogelijkheid en dan naar de eindigheid grijpt als houvast.’
In die betekenis is ‘hoogteangst’ eigenlijk passender dan ‘hoogtevrees’. Het is de angst voor de mogelijkheden die bang maakt, niet de vrees voor de diepte.
Dit artikel is exclusief voor abonnees