Home Mens en natuur Arjen Kleinherenbrink: ‘Bij Latour is filosofie meer dan een hobby’
Mens en natuur

Arjen Kleinherenbrink: ‘Bij Latour is filosofie meer dan een hobby’

Tijdens de coronapandemie schreef Arjen Kleinherenbrink het eerste Nederlandstalige boek over Bruno Latour.

Door Alies Pegtel op 15 april 2022

Arjen Kleinherenbrink: ‘Bij Latour is filosofie meer dan een hobby’

Tijdens de coronapandemie schreef Arjen Kleinherenbrink het eerste Nederlandstalige boek over Bruno Latour.

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Waarom Latour?
‘Latour heeft al sinds de jaren zeventig door dat we onterecht een fundamenteel onderscheid maken tussen natuur en cultuur. Volgens de moderne denkwijze, zo stelt hij, valt de realiteit netjes uiteen in twee absoluut gescheiden domeinen: enerzijds passieve objecten, die klakkeloos gehoorzamen aan ijzeren natuurwetten, en anderzijds menselijke subjecten, die gekenmerkt worden door vrijheid en creativiteit. Die scheiding loopt door in de wetenschap: aan de ene kant heb je de natuurwetenschappen, aan de andere kant de geesteswetenschappen. En ook bijvoorbeeld kranten zijn netjes verdeeld in katernen: binnen- en buitenland, economie, kunst.’

Is dat niet heerlijk overzichtelijk?
‘Zeker, er zitten voordelen aan rubricering. Maar Latour toont ons dat urgente hedendaagse problemen zich niet houden aan het geforceerde onderscheid tussen natuur en cultuur.’

De werkelijkheid is weerbarstiger?
‘Ja. In Wij zijn nooit modern geweest, Latours klassieker uit 1991, laat hij dat zien met het voorbeeld van het gat in de ozonlaag. Latour vraagt zich af: is dit natuur? Jazeker, maar het gat valt ook onder cultuur omdat het te maken heeft met de uitstoot van de fabrieken die we hebben ontworpen. Is het een politiek probleem? Ja. Is een economisch probleem? Ook. Latour laat aan de hand van het gat in de ozonlaag zien dat dingen kriskras door elkaar lopen en dat de opdeling in twee oerdomeinen de werkelijkheid geen recht doet. En daaruit concludeert hij: “Ik kan een conceptueel framework ontwerpen, dat niet alleen de filosofie, maar ook bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek, politiek en design dichterbij de netwerkachtige aard van de werkelijkheid brengt dan de huidige indeling.”’

Wat hebben we concreet aan dat framework?
‘Latour opent een conceptuele horizon die niet alleen filosofisch interessant is, maar ook maatschappelijk zeer relevant. Als je kijkt naar wat Nederland ecologisch te wachten staat, dan biedt hij allerlei bruikbare ideeën. Latour heeft eens gesproken voor de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid. Het WRR-rapport Grenzen voorbij uit 2015 is mede op zijn werk gebaseerd. Ongewoon in Nederland, waar filosofie over het algemeen wordt afgedaan als een hobby voor de zaterdagmiddag.’

Maakt die maatschappelijke relevantie zijn filosofie zo populair?
‘Wat raakt, is dat Latour laat zien dat bijvoorbeeld het coronavirus bij uitstek een netwerkfenomeen is. Je kunt niet zeggen: “Laten we dit virus even onderbrengen bij het juiste groepje politieke of wetenschappelijke experts.” De mens kan zich hier niet als een soort soeverein subject boven of buiten stellen. Het virus valt niet te negeren.

Tegelijkertijd toont Latour ook dat het heel lastig is om werkelijk ecologisch te denken, totdat het onontkoombaar is. Dat komt omdat ons handelen grotendeels wordt bepaald door partijen die in het klassieke parlement primair een politieke ideologie vertegenwoordigen. Klimaatverbetering prima, zolang de werkgelegenheid er volgens de socialisten maar niet onder lijdt, of de winsten volgens de liberalen. Latour plaatst hier een oproep tot objectgericht of issuegericht handelen tegenover; het coronavirus plaats je in het centrum, en daaromheen verzamel je alle actoren die daar iets over te zeggen hebben. Hij is daarom ook een uitgesproken bewonderaar van onze Nederlandse waterschappen: politici jagen voor het waterschap niet in de eerste plaats een menselijk belang na, maar dat van de Nederlandse waterwerken. Dat zou je een voorbeeld kunnen noemen van objectgericht handelen.’

Weet u nog wanneer u voor het eerst iets las van Bruno Latour?
‘Dat was tijdens mijn promotieonderzoek naar Gilles Deleuze, een van de leermeesters van Latour. Waar Latour het heeft over netwerken, heeft Deleuze het over machines – hij ziet de hele wereld als een soort gigantische fabriek van in elkaar grijpende entiteiten. Voordeel van Latour is dat hij toegankelijker schrijft. Bij veel naoorlogse Franse filosofen ben je lang bezig met je afvragen: “Wat staat hier nu eigenlijk?” Naarmate ik meer van Latour las, dacht ik: ja, deze man heeft echt iets te pakken.’

U balt enthousiast uw vuist voor de zoomcamera.
‘Ja, ik vind dat je als geesteswetenschapper een verplichting hebt om het werk van invloedrijke buitenlandse denkers te ontsluiten in je eigen taal voor een groot publiek. Er was nog geen Nederlandstalig boek over Latour, en de pandemie bood me de kans om me in hem vast te bijten.’

En wat maakt dat hij de status verdient van groot filosoof, zoals u in uw boek concludeert?
‘Zijn werk zit ontzettend robuust in elkaar. Latour is niet alleen een filosoof die vanuit de studeerkamer concepten met elkaar vergelijkt, maar hij is ook iemand die twee jaar veldwerk heeft gedaan in Ivoorkust, of in een laboratorium, of in de rechtbank in Parijs omdat hij wilde kijken hoe instituties werken.’

Je kan toch nadenken achter een schrijftafel? De kracht van je ideeën hoeft toch niet reëel bewezen te worden?
‘Je kan met een briljante ethische theorie op de proppen komen, maar als je ook nog eens kan laten zien hoe die in de praktijk werkt, dan win je aan kracht. In Oog in oog met Gaia (2017), zijn meest recente werk over de klimaatproblematiek, werkt Latour samen met klimaatwetenschappers, maar ook met designers en grafische kunstenaars. Hij werkt heel oplossingsgericht: wat zijn nu de consequenties van mijn denkbeelden in de wereld zelf?’

Inspirerend?
‘Binnen mijn faculteit probeer ik iets vergelijkbaars te doen. Ik coördineer het programma Philosophy, Politics and Society, waarin filosofiestudenten zich toeleggen op concrete problemen op het gebied van technologie, digitalisering, ecologie en mensenrechten. Wat gebeurt er als je filosofie rondom dit soort issues concentreert? Werkelijk multidisciplinair werken zoals Latour doet, blijft een uitdaging, mede vanwege de tweedeling waarop hij wijst. Het is voor mij bijvoorbeeld veel makkelijker om naar collega’s op de afdeling culturele antropologie te lopen, dan naar wiskundigen, omdat wij letterlijk in hetzelfde gebouw zitten. De schotjes tussen natuur en cultuur zijn nog lang niet weg.’