In de kunst is schoonheid al lang niet meer het criterium. Niet erg, vindt de New Yorkse filosoof en kunstcriticus Arthur Danto. Het is een bevrijding, die ons verplicht goed na te denken. Deze bevrijding werd ingeluid door de expositie van zeepdozen door Andy Warhol in 1964.
Wat was eigenlijk nog kunst?, vroeg Danto zich af bij het zien van de zeepdozen. Er bestond geen duidelijk antwoord meer op die vraag. Door de continue drang naar vernieuwing in de kunst werd theoretische reflectie steeds belangrijker. Kunst veranderde volgens Danto in een intellectuele aangelegenheid. Het was iets waar iedere kunstenaar een geheel eigen invulling aan kon geven. Kunstobjecten maakten plaats voor het denken over kunst. Het werd tot filosofie verheven.
Hij vindt de kunst die na deze omslag is gemaakt beter dan kunst van vroeger
‘Ik ben een libertijn. Ik geloof in vrijheid. In het verleden straalde de kunstwereld intolerantie uit. Nu leven we in een pluralistische kunstwereld waarin alles kan. Dat verandert niets aan het feit dat sommige kunstenaars meer getalenteerd zijn dan anderen, maar het betekent wel dat je alles kunt doen “uit naam van de kunst”. Kunst kan nu gebruikt worden om een “statement” te maken. De kritiek van de kunstenaar op de samenleving is directer geworden.’
Lees hier meer over Danto’s visie op kunst en op haar verhouding tot de filosofie.
Dit artikel is exclusief voor abonnees