Home Amerikaanse kunst: viriel, zuiver en democratisch

Amerikaanse kunst: viriel, zuiver en democratisch

Door Florentijn van Rootselaar op 13 maart 2013

09-2003 Filosofie magazine Lees het magazine
‘Kunst is de sleutel om de Amerikaanse ziel te begrijpen’, vindt Annie Cohen-Solal. Ze schreef een portret van de pioniersgeest in de Amerikaanse kunst en de voorliefde voor de natuur.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Niet viriel, niet ondernemend, geen pionier – Europees kortom. Die verdenking laadde een Amerikaans kunstenaar tweehonderd jaar geleden al snel op zich. ‘Die verdenking was des te erger omdat de Amerikaanse natie zichzelf steeds meer beschouwde als het tegendeel van het in hun ogen verdorven Europa: als ondernemend en mannelijk.’Annie Cohen-Solal komt deze druilerige morgen, met zonnebril, haar Amsterdamse hotel binnen. Andere gasten ontbijten nog. Woorden als ‘ondernemend’ en ‘viriel’ spreekt ze met zichtbaar plezier uit. Ze verzet zich in haar nieuwste boek tegen het academisme van de Franse kunstwereld, waarin de staat een flinke invloed had, en praat met enthousiasme over Amerika waar vaak meer ruimte was voor het experiment in de kunst.
Meer dan tien jaar geleden was ze in Nederland waar haar Sartre-biografie een groot succes zou worden. Nu is ze er vanwege haar boek over schilderkunst, Naar levend model, waarin ze aan de hand van de ontwikkelingen in de schilderkunst de relatie schetst tussen Europa en de VS. ‘Kunst is de sleutel om de Amerikaanse ziel te begrijpen.’

Laag en schriel

Annie Cohen-Solal: ‘Zeker nadat de VS Louisiana in 1803 hadden gekocht en Amerika twee keer zo groot werd, trokken de kunstenaars samen met pioniers Amerika in om er de overweldigende natuur te schilderen. Die bewondering voor de grootse natuur, is kenmerkend voor Amerika en voor de Amerikaanse kunst. Die ongerepte natuur werd verheerlijkt als het tegendeel van het verdorven Europa. Dat kwam natuurlijk ook door het ontbreken van een historische traditie in de VS.’Zuiverder, noemde de Amerikaanse schilder Thomas Cole het Amerikaanse landschap. De Hudson was indrukwekkender dan de Rijn, omdat ‘er niet overal aanbeden ruïnes en kastelen van vorsten langs de oevers staan’. Waar de Franse kunstenaars in die jaren nog volop kiezen voor historiestukken, waar Napoleon op figureerde, beeldde Amerika het landschap af. Cohen-Solal: ‘Het idee van geografie, van uitgestrektheid, werd bepalend voor de Amerikaanse identiteit. De voorkeur voor de ongerepte natuur, is ook een kritiek op de monarchieën in het oude continent. Die monarchieën hadden hun kastelen, landhuizen, allemaal tekens van macht die in de VS niet te vinden waren. Daarmee werd de natuur van de VS een metafoor voor de democratie, zonder monarchieën. Het was ook niet verbazingwekkend dat de Amerikanen zich afzetten tegen de Europeanen. De Amerikaanse puriteinen waren uit Europa gevlucht, mede voor de koningen.’

Natuur was er wel in Europa, staat in het boek van Cohen-Solal, maar die was volgens de Amerikanen dan ook meteen verpieterd, niet glorieus zoals in de VS. De Amerikaanse schrijver Nathaniel Hawthorne constateerde tijdens zijn reizen door Frankrijk en Italië dat de natuur in de VS superieur was aan die van Europa. Vooral de Champs-Elysées in Parijs moest het ontgelden: ‘In alle seizoenen moet het hier behoorlijk droog en kunstmatig zijn. De bomen zijn laag en schriel; de grond bevat te weinig voedingsstoffen (…) De hele omgeving lijkt door de mens bedacht te zijn, zonder dat de natuur is uitgenodigd of misschien is die ook wel niet op de uitnodiging ingegaan.’ Die verpieterde natuur werd bij Hawthorne tot symbool van een oud continent dat nauwelijks meer levensvatbaar was. Over de Tuilerieën in Parijs schreef hij: ‘Om de paar jaar moeten er nieuwe bomen worden geplant. En dat geldt ook voor het menselijk ras; families sterven uit nadat ze een generatie of twee in Parijs hebben gewoond.’

Raceauto

Honderd jaar later ontstaat in Amerika een school – het modernisme – die niet langer de natuur afbeeldt, maar de snelheid van de stad en de machines. Het lijkt een radicale breuk met de voorliefde voor het landschap, maar in feite is het een voortzetting van de Amerikaanse pioniersgeest, die zich nu waagt aan de techniek. Belangrijker nog is dat de stad en de machine voor de Amerikanen symbolen zijn voor hun democratie, net zoals de natuur dat voor hun is. De techniek was het allernieuwste, onbezwaard door de traditie zoals het Europese landschap met zijn kastelen dat wel was.‘Het is een Fransman die de weg bereidt voor het modernisme in de VS: Marcel Duchamp, de dandy, estheet, provocateur en schaker, vindt in Amerika een vruchtbare bodem voor zijn kunst. Niet de natuur, maar de machine, de stad, de door mensen gemaakte wereld is het onderwerp van zijn kunst. Hij neemt het op voor de Italiaanse futuristen die hij de “impressionisten van de mechanische wereld” noemt.’ De futuristen wilden ook af van alles wat zo kenmerkend was voor Europa. Vooral van de loodzware last van de traditie. Provocerend hadden ze voorgesteld om de Venetiaanse huizen en musea te slopen om er de grachten in Venetië mee te dempen en er snelwegen aan te leggen. Glimmende raceauto’s moesten bezit nemen van die snelwegen om in een rit vol doodsverachting de kracht van de machine te vieren.

Nergens sloeg de verheerlijking van de machine meer aan dan in de inmiddels sterk geïndustrialiseerde VS. Er werden tentoonstellingen georganiseerd waarin de traditionele kunst werd tentoongesteld naast industriële vormgeving die de Amerikanen al kenden uit hun eigen huis. Naast foto’s en schilderijen waren er radio’s, ventilatoren, pistolen en elektrische lampen te zien. De ingenieuw werd de held, ook in de kunst.

Duchamp gaat nog veel verder met zijn provocaties. Hij verzet zich tegen elke vorm van academisme, en tegen smaak überhaupt. ‘Het grootse gevaar is dat er een nieuwe smaak ontstaat. Smaak is gewoonte’, zei Duchamp. Zijn readymades, gebruiksvoorwerpen die hij als kunst exposeerde, waren de grootse provocatie omdat ze de aanval inluidden op het belang van genialiteit en oorspronkelijkheid dat sinds de Renaissance steeds belangrijker in de Europese kunst was geworden. Die kritiek was des te radicaler omdat hij serieproducten tot kunst bombardeerde. Daarmee werden de zielloze producten die zelfs niet meer de stempel van de ambachtsman droegen plotseling kunst. Een grotere nivellering van het gebruiksvoorwerp en de kunst was niet denkbaar. In het democratische Amerika werd het met instemming ontvangen.

Als de kunst een sleutel is om de Amerikaanse ziel te begrijpen, welke conclusie moet dan uit de ontwikkeling van die kunst worden getrokken? Cohen-Solal ziet een interruptie in de ontwikkeling sinds 11 september. Juist omdat alles wat in de Amerikaanse kunst werd verheerlijkt –  de natuur, de stad – is aangetast. ‘De mythe van Amerikaanse maagdelijke landschap werd op 11 september 2001 aangetast. De kern van de stad, de Twin Towers werden vernietigd, maar ook de bossen van Pennsylvania. De onaantastbaarheid van het uitgestrekte landschap – dat in de schilderkunst zulke enorme proporties had gekregen, verdween plotseling. Die vernietiging heeft geleid tot een ernstige twijfel aan de mythes waarop Amerika berustte.’

Annie Cohen-Solal lis hoogleraar aan de Ecole des Hautes Etudes en Sciences Sociales in Parijs en hoogleraar American studies aan de universiteit van Caen. Cohen-Solal. is in Nederland vooral bekend vanwege haar biografie van Sartre, waarmee ze in 1987 een jaar lang op de bestsellerlijsten stond. Haar portret van de Amerikaanse en de Franse kunst geeft ze in: Naar levend model, De opkomst van Amerikaanse kunstenaars Parijs 1867 – New York 1948, vert. Margreet de Boer, uitg. Meulenhoff, Amsterdam 2003, 495 blz., € 29,50