Home Bij de dood van Lolle Nauta (1929-2006)

Bij de dood van Lolle Nauta (1929-2006)

18 september 2006

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Op maandag 11 september overleed de Groningse hoogleraar Wetenschapsfilosofie en Sociale filosofie Lolle Nauta op 77-jarige leeftijd. Socioloog en essayist Dick Pels herinnert de progressieve intellectueel en oud-columnist van Filosofie Magazine.



Ik heb hartstochtelijk met hem van mening verschild, omdat wij het over zoveel eens waren. Omdat het bijvoorbeeld ging over de altijd precaire verhouding tussen filosofie en politiek en de maatschappelijke rol van intellectuelen, en dus ook over onszelf en onze eigen ‘roeping’. Het was de roeping van Lolle Nauta om een publieke intellectueel te zijn, en zijn lot om dat te zijn in de klassieke links-rechts-goed-fout-constellatie van de Koude Oorlog, die sterk werd gestempeld door de knagende herinnering aan de hete Tweede Wereldoorlog.

Bekend geworden als heldere commentator bij de door Fons Elders georganiseerde filosofendebatten uit 1971 (met name dat tussen Foucault en Chomsky), door zijn prominente rol als mede-opsteller van het ‘NieuwLinkse’ beginselprogramma van de PvdA in 1977, en door zijn deelname aan het derde Russell-tribunaal in 1979 over de Berufsverbote in het toenmalige West-Duitsland, zorgde Nauta voor een regelrechte hype met zijn essay ‘Achter de Zeewering’ uit 1987. Hierin nam hij het Nederlandse volkje van spraakmakende intellectuelen de maat vanwege hun provincialisme, hun angst voor debat op het scherp van de snede en hun gebrek aan politiek engagement. De mede door de verzuiling gevoede cultuur van tolerantie veroorzaakte een trek naar het midden die even weinig ruimte bood aan rechtse als aan radicaal linkse intellectuele tradities. Merkwaardig is dat er een dikke tien jaar later een groep rechts-geëngageerde intellectuelen op het toneel verscheen die de tolerantie opzegde en op het scherp van de snede ging debatteren, nota bene in het spoor van een voormalig marxist waarmee Nauta jarenlang in Groningen had samengewerkt. Maar toen het zover was, was hij niet bereid om in Pim Fortuyn méér te zien dan een wat intelligentere uitgave van Boer Koekkoek.

De ware intellectueel werd volgens Nauta gekenmerkt door een obsessie voor het publieke debat en een allergie voor uitsluiting. Intellectuelen waren altijd in de weer om diegenen tot spreken te brengen die van spreekrecht waren verstoken. Vandaar ook zijn levenslange interesse voor de filosofische thema’s van vreemdelingschap en burgerschap, waarbij hij een steeds grotere nadruk ging leggen op de analyse van de culturele bronnen van maatschappelijke participatie. Culturele armoede zorgde o.a. voor een houding van machteloosheid en moedeloosheid die het aangaan van sociale bindingen bemoeilijkte en mensen uitsloot van de publieke sfeer. Vreemdelingen moesten niet worden beschouwd als ‘de volstrekte Ander’ (zoals nog in zijn romantisch-existentialistische proefschrift De mens als vreemdeling uit 1960) maar als aspirant-burgers, van wie wij evenveel konden leren als zij van ons. De inburgering van allochtonen moest daarom gepaard gaan met een even hoognodige ‘uitburgering van autochtonen’. Zo bleef hij trouw aan datgene wat ook het kernpunt vormde van het ten onrechte verguisde PvdA-beginselbeprogramma van 1977: het bestrijden van ongelijkheden als voorwaarde voor het opbloeien van vrijheid-voor-allen.

Dick Pels