Home ‘Clichés zijn de smeerolie van de samenleving’

‘Clichés zijn de smeerolie van de samenleving’

Door Frank Meester op 04 januari 2018

‘Clichés zijn de smeerolie van de samenleving’
Cover van 01-2018
01-2018 Filosofie magazine Lees het magazine

Clichés zijn overal en het heeft geen zin om ze te bestrijden of om naar hun betekenis te vragen. Socioloog Anton Zijderveld prijst het cliché.

Tekst loopt door onder afbeelding

Fotografie: Roger Cremers

 

Wat kan ik weten?
‘Clichés hebben een slechte naam, maar zo erg zijn ze niet. We zouden niet zonder kunnen. Ze vormen de smeerolie van de samenleving. Een cliché is een menselijke uiting waarvan de betekenis op de achtergrond is getreden en de functie voorop staat. Ooit was de uitspraak wel betekenisvol – doordat het een pittige uitspraak was – maar sinds die massaal is overgenomen is de betekenis dus naar de achtergrond verdwenen. Neem het woordje “absoluut”. Je hoort het erg veel. Ik betrapte mezelf er laatst ook op dat ik het in de mond nam. Als iemand iets beweert dan antwoord je met “absoluut”. De betekenis speelt nauwelijks meer een rol. Dat zou ook niet kunnen, want er is bijna niets absoluut. Eigenlijk is alleen God absoluut en het is maar de vraag of die bestaat. Met “absoluut” geef je aan dat je aan de kant van de spreker staat en dat hij mag doorpraten. Dat is de functie.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Clichés zijn niet per definitie talig. Een spijkerbroek is ook een cliché. Dit kledingstuk symboliseerde in de jaren zestig de waarden van de tegencultuur. Een echt democratisch kledingstuk dat zich niets aantrok van de grenzen tussen klassen en seksen. Nu is het een van de meest betekenisloze kledingstukken denkbaar. De symbolische betekenis is verloren gegaan en het is vooral nog een signaal voor informeel. Als de betekenis op de achtergrond treedt, wordt een symbool een signaal. Neem het stoplicht. Rood betekent stoppen, groen doorrijden, oranje vaart minderen (overmoedige of haastige mensen geven dan gas, maar dat is toch niet de bedoeling). De symbolische betekenis is: geordend verkeer om aanrijdingen te voorkomen. Maar dat vergeet je als weggebruiker. De kleuren zijn een signaal geworden voor stoppen of doorrijden. De palen krijgen pas weer de symbolische betekenis op het moment dat je door rood rijdt en wordt aangehouden door de politie.’ 
 
Wat moet ik doen?
‘Je moet clichés blijven gebruiken. Gesprekken met mensen die koste wat kost clichés willen vermijden, zijn erg vervelend. Of mensen die elk cliché willen doorprikken. Je moet degene die een cliché gebruikt niet vragen ‘Wat bedoel je daar precies mee?’, want diegene bedoelt daar waarschijnlijk bijna niets mee. De meeste conversaties beginnen met het uitwisselen van enkele clichés – om het gesprek op gang te brengen – in de hoop uiteindelijk misschien wat dieper te komen. 
 
Clichés kunnen natuurlijk wel irritant zijn. Nu ik ouder word, zeggen steeds meer mensen tegen mij: “Je moet wel blijven bewegen.” Dat is echt een cliché van deze tijd. Zelfs mijn kinderen zeggen het voortdurend. Ik ben vorige maand tachtig geworden, mag ik me wat minder soepel door het leven begeven?
 
Daarin schuilt het gevaar van clichés. Ze kunnen gebruikt worden als een retorische truc. Ze zijn in staat emoties op te roepen en de reflectie te passeren. Door clichés te gebruiken kun je mensen meekrijgen met jouw woorden zonder dat ze over de inhoud nadenken. Ideologen en dictators maken er graag gebruik van. Joseph Goebbels was er een meester in. Dergelijke gevaarlijke clichés moet je proberen door te prikken. Dat is een van de belangrijkste taken van docenten. 
 
Ik zie instituties, zoals universiteiten en omroepen, als macro-clichés. Wat er nu gebeurt is dat veel instituties veranderen in organisaties. Bij organisaties gaat het om macht of om geld, terwijl het bij instituties om waarden, normen en betekenissen gaat. Neem de universiteit, waar ik zelf veel ervaring mee heb. Decanen moeten nu managers zijn en alle wetenschappelijke onderzoeken dienen iets op te leveren. Voorheen ging het om waarden: het zoeken naar waarheid, ongestoord kijken naar hoe die werkelijkheid in elkaar steekt, doceren van nieuwe generaties, de vreugde van de wetenschap. Dezelfde ontwikkeling van institutie naar organisatie zie je in kerken, musea en zelfs in het leger. En dat is geen goede ontwikkeling.’
Tekst loopt door onder afbeelding

Fotografie: Roger Cremers

 
Wat mag ik hopen?
‘Mijn hoop is gevestigd op de jongere generaties. Sinds ik met pensioen ben zijn de studenten veel leuker geworden. Ze zijn socialer en op een liberale manier kritisch. Als ik nog wel eens op de universiteit kom merk ik dat zij genoeg hebben van dat neoliberale gedoe. Misschien kunnen zij de overgang van instituties naar organisaties stuiten.’
 
Wat is de mens?
‘De mens is een stotteraar. Hij uit het ene cliché na het andere, maar als je hem vraagt wat hij ermee bedoelt, staat hij met zijn mond vol tanden.’