Home 4 vragen aan… Sytze van der Zee

4 vragen aan… Sytze van der Zee

Door Jeroen Hopster op 04 december 2012

Cover van 12-2012
12-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

Schrijver-journalist Sytze van der Zee overleefde in 2005 ternauwernood een maagperforatie en besloot daarop het verschijnsel pijn te onderzoeken. 'Chronische pijn is vaak geen symptoom van een onderliggende kwaal, maar een ziekte op zich.'

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

WAT KAN IK WETEN?
‘Toen ik op het idee kwam een boek te schrijven over pijn en pijnbeleving, wist ik daar als alfa nog niets van af. Ik begon met het lezen van medische studieboeken en dacht: dit kan ik nooit meer leren. Voorheen heb ik geschreven over onder meer de Tweede Wereldoorlog en over seriemoordenaars, dat is journalistenwerk. Pijn daarentegen is een specifiek medisch onderwerp, een uiterst ingewikkeld verhaal. Maar terwijl ik mij verdiepte in de medische literatuur bloeide er iets op. Het heeft mij verbijsterd dat je op je oude dag de mogelijkheid houdt om zo veel te leren, dat was een enorme verrijking. Vervolgens ben ik die kennis gaan vertalen voor de geïnteresseerde leek. Wat is pijn, hoe ervaren patiënten dat, hoe gaan wij in onze westerse samenleving met pijn om? Een boek daarover bestond nog niet: dat boek wilde ik schrijven.

Pijn is een diffuus geheel: acute vormen van pijn kun je duidelijk in het lichaam lokaliseren, maar bij chronische pijn is het vaak gissen. In de 17de eeuw werkte Descartes een invloedrijk model uit voor het pijngeleidingssysteem. Als je je teen stoot, dan gaat een pijnprikkel door je lichaam omhoog die uiteindelijk bij je pijnappelklier terechtkomt, waar als het ware een alarmbel gaat rinkelen. Tot ver in de 20ste eeuw vormde deze ‘directe-lijntheorie’ min of meer een leidraad voor artsen. Rudimentair klopt zij wel, alleen gebeurt onderweg verschrikkelijk veel wat Descartes niet in kaart brengt. Zo kan zijn theorie niet verklaren waar chronische pijn vandaan komt. Zulke chronische pijn is vaak geen symptoom van een onderliggende kwaal, maar een ziekte op zich. Dat realiseert men zich nauwelijks, ook veel medici niet. Met als resultaat dat mensen die aan chronische pijn lijden vaak nergens terechtkunnen.

WAT MOET IK DOEN?
‘Het kwaad wordt in de ethiek vaak vereenzelvigd met leed en pijn. Bertrand Russell heeft eeuwige pijn “een van de meest barbaarse dingen denkbaar” genoemd. Chronische pijn is iets verschrikkelijks, “een orkaan van lijden”, zoals de befaamde Franse chirurg René Leriche het formuleerde. Die chronische pijn moeten wij onderscheiden van acute pijn, die als waarschuwingssysteem wel degelijk een nuttige functie heeft. Hoe nuttig die vorm van pijn is blijkt als je ziet wat er gebeurt met mensen die zonder pijnzin zijn geboren (één op de 250.000 personen) of die hun pijnzin later door een ziekte, stoornis of ongeluk hebben verloren. Die ongevoeligheid voor pijn is voor hen een regelrechte ramp: als zij verwondingen oplopen of bijvoorbeeld hun enkel verzwikken, blijven ze gewoon doorlopen, vaak met enorme verminkingen als gevolg.

Tegelijkertijd zijn er mensen die pijn willens en wetens opzoeken, zoals sporters, of masochisten. Pijn brengt hen in extase. Een hardloper kan op een gegeven moment een ‘runners high’ beleven; een masochist gaat nog verder, die bereikt stadia waarin hij zich helemaal van de wereld waant. Hij verkrijgt die kick door pijn te lijden, maar dat is een begrensde pijn, geen aanhoudende foltering. Als Russell spreekt van eeuwige pijn, dan doelt hij op chronische pijn. Dat is een zinloze pijn die iedereen, zelfs de masochist, wil vermijden.’

WAT MAG IK HOPEN?
‘De gepensioneerde anesthesioloog Pieter Admiraal, een van de pioniers in de Nederlandse pijngeneeskunde, sprak tegen mij de hoop uit dat wij ooit een plek in de hersenen zullen bereiken, waar wij een schakel kunnen omzetten die de pijn wegneemt. Dat vond ik een interessante stelling, dat er een zo’n magic bullet zou kunnen bestaan, of een wonderpil die alle pijn wegneemt. Ik heb dat idee voorgelegd aan andere artsen, maar niemand bleek daar vertrouwen in te hebben, eentje riep zelfs dat het een tamelijk stomme vraag was. Dat komt vermoedelijk omdat pijn in meerdere delen van de hersenen zit: er is niet één pijncentrum. Zo’n twintig, dertig jaar geleden dacht men nog dat er zo’n centrum was, de thalamus. Neurochirurgen sneden erin om de pijn weg te nemen, maar tevergeefs. Nog vorig jaar heeft in het AMC een operatie plaatsgevonden waarbij een patiënt met één van de ergste pijnsyndromen, clusterhoofdpijn, een diepte-elektrode kreeg geïmplanteerd in de posterieure hypothalamus, maar opnieuw zonder succes. Chronische pijn is zo’n complex geheel, dat het er niet naar uitziet dat er snel een wondermiddel op de markt komt.’

WAT IS DE MENS?
De gesprekken die ik heb gevoerd met pijnpatiënten hebben mij geleerd dat mensen bereid zijn om steeds verder te gaan in hun strijd tegen pijn, verder dan zij zich hadden voorgenomen. Zij ondergaan behandelingen die zij eerder uit de weg gingen. De mens hecht heel sterk aan het leven en is geneigd om daar veel ellende voor te verstouwen. Voor pijnpatiënten is het heel belangrijk dat zij zichzelf een doel stellen. Een man die als gevolg van multiple sclerose heel veel pijn lijdt, onderneemt toch nog allerlei projecten; een vrouw met fantoompijn is gaan studeren; anderen verrichten vrijwilligerswerk, dat houdt hen op de been. Zodra je thuis gaat zitten en achteroverleunt is het over en sluiten. Je moet een doel voor ogen houden om je grenzen te kunnen verleggen.’