Books no bombs, stond op een kaartje tussen de waxinelichtjes in Parijs na de aanslagen. In zijn nieuwste boek onderzoekt Frank Westerman wat het woord kan aanrichten tegen de bom.
Wat kan ik weten?
‘We zijn vergeten dat er al eens pantserwagens in de straat hebben gestaan, dat we die gesel van de terreur over ons hebben gehad. En niet één keer. In de jaren zeventig bezetten Molukkers het Assense provinciehuis en de Indonesische ambassadeurswoning in Wassenaar, het Indonesische consulaat in Amsterdam, waren er twee treinkapingen en werd een lagere school in Bovensmilde in gijzeling gehouden.
De Molukkers waren boos omdat de Nederlandse overheid zich niet aan haar afspraken hield. Ik woonde in Drenthe, in de omgeving van veel van deze acties. Mijn moeder heeft me destijds, net als de ouders in Brussel na de aanslagen daar, een keer niet naar school laten gaan. Een kwekeling die handenarbeid gaf bleef ook weg. Hij bleek in de trein te zitten. Als kaper. Net als een klasgenoot van mij. Ook als kaper. We kunnen veel te weten komen over terrorisme wanneer we onze eigen geschiedenis bestuderen. Ik zeg niet dat de huidige situatie een op een te vergelijken is met die van de jaren zeventig. Maar ik zie wel patronen.
En die ontdek je juist door de persoonlijke details tegen het licht te houden. Knip je de uitzonderingen uit de werkelijkheid, dan hou je de contouren van de regel over.’
Wat moet ik doen?
‘Een patroon dat je steeds ziet is dat die jongens de wapens laten spreken omdat ze niet overweg kunnen met woorden. Een van de kapers zegt letterlijk dat hij zich vroeger niet kon uitdrukken. In de gevangenis is hij gaan schrijven. Hij is dichter geworden. Er waren kapers bij die tot hun veertiende alleen Maleis spraken. Onderwijs is belangrijk om die patronen te doorbreken.
En dan de vraag wat ík moet doen. Dit boek is mijn antwoord op het terrorisme. Ik ben een schrijver. Ik kan geen bommen maken. Ik denk dat we niet zonder luchtaanvallen op IS kunnen, zoals we ook niet zonder de AIVD kunnen, maar dat mag niet alles zijn; er moeten ook woorden klinken. Terrorisme en contraterrorisme kunnen nooit bestaan uit wapens alleen. IS heeft niet voor niets een glossy waarin ze hun daden voor het voetlicht brengen. De Amerikaanse schrijver Don DeLillo vergeleek de schrijver met de terrorist: ze proberen beiden een overval te plegen op het menselijk bewustzijn. Dat is een prachtig blootgelegde verwantschap.’
Wat mag ik hopen?
‘Ik was weleens bang toen ik aan dit boek begon dat ik uiteindelijk zou meezingen in het koor van kill them all. Het is af en toe verleidelijk om te denken dat het woord geen kracht heeft.
Wat is vooruitgang? Volgens mij dit: als we vroeger ruzie hadden, dan vochten we dat uit in een duel met zwaarden. Nu hebben we een woordenstrijd, het debat. Pas als het woord niet meer werkt, grijp je naar een wapen. Daarom is de bom in de democratie wat het vrije woord is in de dictatuur. In een dictatuur mag maar één verhaal verteld worden. Elke afwijking, elke bijzin wordt gecorrigeerd met geweld. Hier mogen Pegida en Antifa zich beide de longen uit hun lijf schreeuwen. Ik hoop dat het vrije woord overwint.’
Wat is de mens?
‘Als er een bom in een metro ontploft, dan word ik ongelooflijk kwaad. Woedend. Vergelding en wraak, dat is mijn eerste reactie. Het is ontzettend moeilijk om je op dat moment in te leven in waarom iemand zichzelf opblaast. Inleving is niet onze primaire reactie. Terwijl dat inleven ons juist wel helpt om toekomstige bomaanslagen te voorkomen.
Om voor mijn boek de kracht van taal te onderzoeken heb ik een training gevolgd tot politieonderhandelaar. We deden rollenspellen over onderhandelen met mensen die op het punt staan om geweld te gebruiken. Een man hield zijn vrouw een mes tegen de keel en schreeuwde me toe: “Hoe zou jij het vinden als je vrouw met iedereen neukt?” En weet je wat mijn antwoord was? “Het doet er even niet toe wat ik ervan vind.” Een slechte reactie. Ik had me moeten inleven. Hij nodigde me daar zelfs letterlijk toe uit. Ik had moeten antwoorden: “Is dat wat ze doet?” Maar daar kwam ik op dat moment niet op.
Toch zijn mensen bij uitstek in staat zich te verplaatsen in de ander. Met je verbeelding kun je heel ver reiken – voorbij het niet weten en het niet kennen. Dat is wat een verhaal doet. Alleen al een verhaal in de krant over een vluchteling die vastzit in Macedonië. Daardoor kunnen we ons voorstellen hoe de wereld eruitziet door de ogen van de ander. Zonder dat vermogen zou samenleven onmogelijk zijn.’
Frank Westerman is één van de sprekers bij De Verhalenvertellers.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand.
Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.