Emmanuel Carrère vertelt in Het koninkrijk het verhaal over de eerste christenen. De Franse schrijver is van zijn geloof gevallen, maar dat maakt zijn bewondering voor het christendom niet minder.
Wat kan ik weten?
‘Vijfentwintig jaar geleden was ik een devoot en praktiserend katholiek, ik ging elke dag naar de kerk, las de evangeliën, waar ik in iedere passage de stem van God hoorde. Het was een poging om mijn leven op orde te krijgen. Maar na drie jaar viel ik van mijn geloof. Ik geloof niet in God, de fysieke verrijzenis van Jezus na zijn dood of een hiernamaals. Maar ook al zie ik mezelf niet meer als christen, als gelovige, toch is er iets wat me blijft aantrekken in het christendom. Niet de moraal of de ethiek, ook niet het grote culturele belang ervan. Het christendom is bizar, en juist die gekte lijkt me van grote waarde. Het is die omkering van alles wat we normaal vinden: bemin je vijand, schep vreugde in je verdriet, wees liever klein dan groot, arm dan rijk, de eersten zullen de laatsten zijn, wees op je hoede voor alles waar je van nature naar verlangt. Van die dingen. De leer van Jezus is subversief, het christendom druist in tegen wat we over de werkelijkheid denken te weten. Het is geen wijsheid, zoals de leer van de stoïcijnen, of van het boeddhisme. Maar het raakt op een paradoxale manier iets van de waarheid van de realiteit. Het koninkrijk waar Jezus over spreekt, is beslist niet het hiernamaals, maar de werkelijkheid bij uitstek. Die werkelijkheid is moeilijk te verwoorden. Ik draai er in mijn boek omheen, de evangelist Lucas draait er omheen, met parabels, vergelijkingen.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees