Iedere mens lijdt: vanwege een onbeantwoorde liefde of het verliezen van een dierbare. Filosofen als onder anderen Seneca laten ons zien dat we het leed het best onder ogen kunnen komen. Verdriet kan namelijk heel troostrijk zijn.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
1. Verdriet en tegenslag dwingen ons tot nadenken
‘De eigenlijke uitdaging van het leven is niet zozeer de lust […], maar de pijn, die niemand wil en die niemand zomaar aankan’, stelt Wilhelm Schmid, de Duitse filosoof van de levenskunst. Uiteraard hoeven we niet al het leed zomaar over ons heen te laten komen. Soms kunnen medicijnen, operaties, schuldsaneringen of therapieën het wegnemen; soms kunnen pijnstillers, drank, weekendtrips of troostaankopen het verdoven. Maar vaak is het leed hardnekkig, en kunnen we het maar beter onder ogen zien. ‘Met de keuze de pijn dapper te verdragen kan ik de “andere kant van het leven recht doen”’, zegt Schmid. We gaan ons weer vragen stellen als: wat heb ik van mijn leven gemaakt? Wat denk ik nog te gaan doen?
2. Treuren helpt niet
‘Als we de slagen van het noodlot te boven kunnen komen door te schreien, laten we dan steen en been klagen’, schrijft de Romeinse filosoof en staatsman Seneca (3 v.Chr.-65), ‘laat dan de dag verlopen onder uitingen van rouw; laat het verdriet de nacht in beslag nemen zonder dat we een oog dichtdoen. Laten wij met de handen slaan op onze al gewonde borst, laten wij driftig ons gezicht ook nog havenen, en laat de smart zich maar uitleven in alle soorten van onbeheerst gedrag, als zij daar baat bij vindt. Maar als iemand die gestorven is met jammerklachten absoluut niet kan worden teruggeroepen, als het lot, onbeweegbaar en voor eeuwig vastgelegd, door geen gejammer wordt veranderd en de dood alles vasthoudt wat hij ons heeft afgenomen, dan moet er een einde komen aan het verdriet omdat het vergeefse moeite is.’
3. Verdriet laat zien dat ons leven de moeite waard is
‘It’s better to have loved and lost, than never to have loved at all’ geldt niet alleen voor liefdesverdriet. Een leven zonder verdriet is waarschijnlijk een leven waarin niets te betreuren valt, en daarmee een betreurenswaardig leven. Door te treuren bevestigen we meestal ook dat iets of iemand ons dierbaar is geweest. De volgende stap is dat we daar ook dankbaar voor zijn. ‘Als je toegeeft dat je groot genoegen aan hem hebt beleefd’, schrijft Seneca aan een vrouw die treurde omdat haar zoon was overleden, ‘moet je niet klagen over wat je ontnomen is, maar dankbaar zijn voor wat je al gegeven is.’
4. Verlies hoort erbij
Als we treuren, is dat altijd omdat we iets kwijt zijn geraakt wat we later toch wel hadden verloren. ‘Je hebt, sterfelijk mens, geleefd in deze grote staat’, zei de filosoof-keizer Marcus-Aurelius (26 april 121 – 17 maart 180). Wat maakt het dan uit of het vijf jaar was of vijftig […] Waarom is het dan erg als je uit de staat wordt weggestuurd, niet door een tiran of een onrechtvaardige rechter, maar door de natuur die je er ook een plaats in heeft gegeven, zoals wanner de praetor die hem heeft aangenomen een acteur van het toneel wegstuurt?
“Maar ik heb nog geen vijf bedrijven gespeeld, maar pas drie.”
“Je hebt gelijk, maar in jouw leven zijn drie bedrijven het hele stuk.”’
De Romeinse filosoof en staatsman Boëthius (480-524 of 525), schrijver van De vertroosting van de filosofie, zei het zo: ‘Neem plaats [op het rad van Fortuin, MM], en laat je naar boven wentelen. Maar op één voorwaarde: denk niet dat je onrecht geschiedt als je weer daalt wanneer de regels van mijn spel dat vereisen.’
5. Verwacht niet te veel
‘Er zou veel bij gewonnen zijn als jonge mensen door raadgevingen en onderricht bijtijds het onjuiste idee uit hun hoofd zouden zetten dat de wereld hun veel te bieden heeft’, stelt Arthur Schopenhauer (1788-1860), de Duitse filosoof van het pessimisme.
6. Bedenk dat je niet overal invloed op hebt
Wij mensen zijn als honden die achter een wagen zijn gespannen, leren de stoïci, aanhangers van de filosofische stroming die rond 300 v.Chr. begint in Griekenland. Een wagen waarvan onduidelijk is welke kant die op gaat. Onze riemen geven ons wel enige bewegingsruimte. Als we wijs zijn maken we daar optimaal gebruik van, in plaats van dat we ons proberen los te rukken, wat toch nooit zal lukken. De crux is dus dat we ons richten op de zaken die we in onze macht hebben en accepteren wat we toch niet kunnen veranderen. Ook de Griekse filosoof Epicurus (341-270 v.Chr.) weet dit: ‘Niets is toereikend voor degene voor wie het toereikende te weinig is.’
7. Verdriet laat ons groeien
‘Eigenlijk zouden wij, als wij maar goed bouwland waren, niets ongebruikt verloren mogen laten gaan en in alle dingen, gebeurtenissen en mensen welkome mest, regen of zonneschijn moeten kunnen zien’, zegt Nietzsche (1844-1900). Hij troost ons door te zeggen dat het leed ons doet groeien. Of beter: kan doen groeien. Want hij stelt direct de volgende vraag: ‘Maar hoe moeten we goed bouwland worden?’
Niet door al het leed maar passief over je heen te laten komen, meent de filosoof. Ook niet door anderen de schuld van jouw leed te geven of door voor het leed te vluchten. Integendeel, ‘Het geheim om de grootste vruchtbaarheid en het grootste genot van het bestaan te oogsten, heet: gevaarlijk leven! Bouw jullie steden tegen de Vesuvius!’
8. En weer langzaam oog krijgen voor nieuwe dingen
Maar zo radicaal als bij Nietzsche hoeft het niet. ‘Hoe stiller, geduldiger en opener we in ons verdriet zijn, des te dieper en vastberadener komt het nieuwe in ons, des te beter krijgen we het’, schrijft de dichter Rilke (1875-1926).
9. Die vaak verrassend voor de hand liggen
Dat nieuwe kan behoorlijk banaal lijken. Vaak is het datgene waarvoor we nauwelijks tijd hadden vóór het verdriet ons overviel. Zoals familie en vrienden: ‘Van al hetgeen de wijsheid verschaft met het oog op levenslang durend geluk, is het bezit van vriendschap verreweg het belangrijkst’, leert Epicurus. Lichaamsbeweging: ‘Heel hard rennen is een van mijn bronnen van schoonheid en troost’, zegt de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum. De natuur: ‘Komt, schitterende bloemen, kleuren des velds, koele schaduwen, beekjes, bosjes en groen, komt en zuivert mijn verbeelding’, smeekt Jean-Jacques Rousseau (1712-1788), nadat hij teleurgesteld de mensenmaatschappij is ontvlucht. Of muziek: ‘Ik weet dat ik zonder het vierde deel, het Allegretto, van Schuberts postume quintet (op. 163) veel van het leven niet de moeite waard zou vinden’, schrijft de cultuurfilosoof George Steiner. Zoals schoonheid en troost in het algemeen hand in hand gaan, volgens de conservatieve denker Roger Scruton. ‘Als je schoonheid vindt, vind je een uitweg uit de verwarring naar de kalmte.’
Juist doordat we tijdens de zwarte periode waar we doorheen zijn gegaan afstand hebben genomen van het alledaagse, kunnen we de waardevolle elementen daarvan nu waarderen. We zijn als de Jood in Hegels mop: ‘In mijn ene hand houd ik de eeuwigheid, in de andere de krant van morgen. Wat kies je?’ vraagt God aan een Jood. ‘De krant van morgen’, antwoordt die.
10. En het verdriet zal verdwijnen
‘Daarom gaat de droefheid ook voorbij’, schrijft Rilke. ‘Het nieuwe in ons, dat wat erbij is gekomen, is ons hart binnengegaan, in de binnenste kamer, en is ook daar niet meer – is al in ons bloed. En wij worden niet gewaar wat het was. Men zou ons gemakkelijk kunnen wijsmaken dat er niets is gebeurd, en toch zijn we veranderd, zoals een huis verandert waar een gast is binnengegaan.’