Home Zeker weten. Wittgenstein over achterdocht en goedgelovigheid

Zeker weten. Wittgenstein over achterdocht en goedgelovigheid

Door Anton de Wit op 22 juni 2010

Cover van 06-2010
06-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

Deskundigen die elkaar tegenspreken, goedbedoelde adviezen van familieleden, een website – je weet niet meer wie je moet geloven. Uiteindelijk zul je toch iets of iemand moeten vertrouwen, legt filosoof Walter Van Herck uit. ‘Vertrouwen heb je altijd nodig, op straffe van waanzin.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Stel, je dochter van twaalf krijgt een oproep om ingeënt te worden tegen HPV, het virus dat baarmoederhalskanker kan veroorzaken. Zij twijfelt, jij ook. Je googelt wat. De voordelen die op de websites van officiële instanties zoals het RIVM worden opgesomd zijn evident. Je wilt toch ieder risico uitsluiten. Gewoon doen dus. Maar tegenstanders zoals het Nederlands Kanker Instituut brengen je toch weer aan het twijfelen. Is de vaccinatie echt wel zo onschuldig? Zijn de officiële instanties überhaupt wel te vertrouwen?

Het is een klassiek dilemma: je kunt en wilt niet alles wat je hoort en leest voor zoete koek slikken, maar tegelijkertijd kun je toch ook onmogelijk alles in twijfel trekken. Via internet, kranten, radio en tv komt een voortdurende stroom van informatie op ons af – vermeende feiten, stellige opinies, bedenkingen, twijfels, vermoedens, verdachtmakingen. Geen mens kan ooit alles wegen en objectief beoordelen. Hoe kun je dan nog iets of iemand vertrouwen?
 

Wittgenstein

De Oostenrijkse filosoof Ludwig Wittgenstein (1889-1951) schreef over dat probleem een nog altijd belangwekkend boek, Over zekerheid. Ook al kun je niets absoluut zeker weten, je ontkomt er toch niet aan om dingen voor zeker aan te nemen, zo meende Wittgenstein. Niet eens alleen vanwege de praktische onmogelijkheid om alles voortdurend in twijfel te trekken, maar vooral ook door een theoretische onmogelijkheid: zonder vertrouwen is het überhaupt onmogelijk om iets te weten. De leerling die er niet zeker van is dat zijn leraar de waarheid spreekt, zal nooit iets leren.
‘Zekerheid’, zo legt de Antwerpse filosoof en Wittgenstein-kenner Walter Van Herck uit, ‘is voor Wittgenstein een soort achtergrond. Zonder dat wij ons daarvan bewust zijn, nemen wij van alles voor waar aan. En dat moet ook, want pas tegen die achtergrond kunnen dingen op de voorgrond treden, dingen die wij bewust weten. Dus tegen de achtergrond van zekerheden, bijvoorbeeld de autoriteit van een schoolsysteem en leraren, kunnen wij dingen weten. Natuurlijk hangt het van de situatie af wat zeker is, en wat we weten. Je kunt geen verzameling van waarheden vastleggen die allemaal altijd zeker zijn.’

Op dat laatste punt zette Wittgenstein zich nadrukkelijk af tegen zijn leermeester, de Britse filosoof George Edward Moore (1873-1958). Volgens Moore zijn er dingen waaraan we niet hoeven twijfelen, die we domweg zeker weten. Tijdens een lezing illustreerde hij dat door zijn beide handen op te steken. ‘Dit is een hand’, zei hij. ‘En dit is een andere hand.’ Zijn boodschap is helder: we mogen ons gezonde verstand vertrouwen.

Maar Wittgenstein vond dat te kort door de bocht. Of we iets waar mogen noemen hangt sterk van de context af. Van Herck: ‘Als ik gewoon in het dagelijks leven plotseling mijn hand opsteek en zeg: “Dit is een hand”, dan zal men zeggen: “Ben jij wel goed bij je hoofd, Walter?” Waarom zou je immers in een alledaagse context plots met stelligheid beweren dat dit een hand is? Dat dit mijn hand is, is een gegeven, een zekerheid, iets wat wij vertrouwen. Maar als je het opeens benadrukt als iets dat je met stelligheid kunt beweren of betwijfelen, dan haal je het uit de achtergrond en zet je het op de voorgrond. Zonder aanleiding slaat dat nergens op. Maar stel je nu eens dit voor: een soldaat maakt een zware ontploffing van een bermbom mee. Drie dagen later wordt hij wakker in het veldhospitaal. Voorzichtig begint hij met zijn ene hand aan de andere hand, die verpakt is in windels, te voelen. En dat zegt hij: “Dit is een hand, en dit is een andere.” Dan is dat volstrekt logisch, dan is het inderdaad een vorm van weten. In zo’n situatie, als je niet meer zeker kunt weten of je nog handen hebt, is het logisch dat je dat bevestigt.’

Wat we al dan niet kunnen vertrouwen kan het onderwerp zijn van filosofische bespiegelingen, maar in het dagelijks leven hebben we altijd vertrouwen nodig, laat Wittgenstein zien. ‘Je hebt altijd een zekerheid nodig, een achtergrond’, aldus Van Herck. ‘Wanneer mensen niets meer kunnen vertrouwen, worden ze gek. Dat is een gegeven waar veel thrillers en andere films mee spelen: je kunt je eigen ogen niet meer vertrouwen, je verstand niet, je medemens niet. Trouwens, ook in het echte leven zijn dat situaties die bewust gecreëerd worden. In Guantanamo Bay, bijvoorbeeld: ondervragers zetten daar gevangenen tegen elkaar op, zodanig dat niemand elkaar meer kon vertrouwen. Dat is een vreselijke situatie. Het ergste wat mensen kan overkomen, is dat ze geen enkele achtergrond meer hebben waartegen hun beweringen betekenis hebben. Of zelfs maar hun twijfels – want zelfs je twijfels hebben een zekere achtergrond nodig om betekenis te hebben.’

‘Het beeld dat Wittgenstein gebruikt is dat van een scharnier. Je hebt de deur van het weten en het scharnier van de zekerheid: er moet iets zijn waarop de zaken draaien. Een ander beeld dat ik zelf graag gebruik: je kunt je meubelen niet verplaatsen op je rollerskates. Je kunt geen kast in beweging krijgen zonder zelf een vast punt te hebben. Dus altijd wanneer je iets wilt bewegen – of beweren, betwijfelen – heb je een vast punt nodig.’
 

Beheersingssyndroom

Dan blijft de vraag: waar vind je dat vaste punt? Want als gezegd is het in de stortvloed van feiten en meningen die ons langs allerlei kanalen overspoelt tamelijk lastig om je eigen positie te kiezen. Als reactie op de onzekerheid die dat met zich meebrengt slaan mensen in twee richtingen door, signaleert Van Herck. ‘Enerzijds zijn er mensen die aan een beheersingssyndroom lijken te lijden. Ze willen alles zeker weten, ze vertrouwen niets voordat ze het volledig hebben uitgeplozen. Natuurlijk, soms is het niet meer dan verstandig om dingen te checken. Maar sommige mensen slaan daarin door. Ze kopen geen tweedehands auto voordat ze de verkoper hebben doorgelicht, ze nemen geen werknemers aan voordat ze hun Facebook-pagina hebben gecheckt. Uiteindelijk slaat dat natuurlijk nergens op. Er zit een verkeerde veronderstelling achter, namelijk het idee dat vertrouwen gebaseerd moet zijn op rede. Het is precies omgekeerd: onze rede is uiteindelijk gefundeerd in een diep vertrouwen. Vertrouwen heb je altijd nodig, op straffe van waanzin.’
‘Anderzijds zijn er mensen die zich erbij neerleggen dat we niets zeker weten. Dergelijke mensen zeggen: ik vertrouw niemand meer, ik geef er de brui aan, ik ga mijn eigen weg. Hun rest enkel cynisme en sarcasme.’ Rationele beheersingsdrang enerzijds en defaitisme anderzijds – volgens Van Herck gaat het erom het midden te houden tussen die twee uitersten. ‘Vertrouwen’, zegt Van Herck, ‘is een houding die het midden houdt tussen dingen controleren en beheersen enerzijds, en anderzijds een soort resignatie, een onverschilligheid. Het is een houding waarbij je betrokkenheid behoudt, ook al zijn er geen ultieme bewijzen of argumenten voor dat vertrouwen.’

We kunnen niet alles honderd procent zeker weten, maar dat hoeft ons zeker niet tot de conclusie te voeren dat we niets weten. Of dat wij niemand kunnen vertrouwen: artsen niet, politici en deskundigen niet, officiële instanties niet. Je kunt nooit helemaal zeker weten wat de juiste beslissing is in een moeilijke kwestie als het al dan niet laten inenten van die twaalfjarige dochter. Maar de zekerheid die je hebt, het enige vaste punt, is je eigen houding van redelijk vertrouwen. Van Herck: ‘Je kunt kijken wat ze op internet zeggen over de inenetingen, je kunt deskundigen raadplegen, je kunt zelf experimenten opzetten enzovoort, maar uiteindelijk – na veel of na weinig controles en bewijzen – moet je toch vertrouwen geven. Je vertrouwt dan het woord van de arts, een website, de wetenschap… Verantwoordingen eindigen altijd ergens – vroeg of laat – in vertrouwen. Er is geen ander advies dan het gezond verstand te volgen: oneindige achterdocht in deze zaak zou pathologisch zijn en oneindige goedgelovigheid evenzeer. In geen van beide houdingen wil men de spanning dragen tussen berekening en overgave.’