Home Wij zijn onze cultuur

Wij zijn onze cultuur

Door Wouter Kusters op 05 januari 2016

01-2016 Filosofie magazine Lees het magazine

Het wezen van de mens is volgens Antoine Mooij niet zijn brein, maar zijn cultuur. Dat heeft ook gevolgen voor mensenrechten: juist voor de mens als cultuurwezen is het leven beschermwaardig.

Wij zijn onze cultuur.’ Aldus in vier woorden de boodschap van filosoof en psychiater Antoine Mooij. De strekking van zijn veelomvattende boek, In de greep van de taal, staat haaks op die van Wij zijn ons brein van Dick Swaab. Het druist in tegen de tijdgeest, volgens welke de sleutel tot het wezen van de mens in de hersenen zou liggen. Antoine Mooij onderzoekt de mens dan ook niet vanuit hersenanalyses of DNA-analyses, maar vanuit een langere traditie van wijsgerige reflectie over de mens, de taal en de cultuur. In deze andere traditie is taal niet te reduceren tot door mensen voortgebrachte geluidsgolven. En cultuur is niet slechts een linkse hobby, iets dat enkel bij het museum hoort, of bij vreemde, verre volkeren die we op vakantie bezoeken. Mensen kunnen niet zonder taal en cultuur, ze drukken zich uit in taal en cultuur en ze grijpen naar taal en cultuur om afspraken te maken en elkaar te beïnvloeden. Mensen zijn ‘in de greep van de taal’. Slechts dankzij taal en cultuur leven we in een wereld van zin en betekenis, onderscheiden van het natuurlijke leven van dieren. Met ‘taal’ – en cultuur – doelt de auteur op alle symbolen en middelen om iets als iets anders voor te stellen, ook wel ‘representaties’. Grondstelling van dit boek luidt dat ‘er geen toegang tot de werkelijkheid is buiten deze representaties of symbolisaties om’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De echte werkelijkheid kennen we daardoor niet, en we blijven gevangen binnen onze eigen voorstellingswereld. Of eigenlijk: werelden, want het draait in dit boek om de bonte verscheidenheid aan culturele en persoonlijke manieren om de wereld te begrijpen. Aan de hand van de neo-kantiaanse filosoof Cassirer (1847-1945) bespreekt de auteur onder meer de mythische ervaring, kunst- en literatuurbeschouwing en de verhouding tussen wetenschappelijk denken en het dagelijks leven. Al deze domeinen zijn waardevol en we moeten voorkomen dat één ervan teveel de andere gaat overheersen. Voorheen domineerden de kerk en het religieuze denken misschien wel te veel het alledaagse leven, maar tegenwoordig dreigt het wetenschappelijk denken te dominant te worden. Denk bijvoorbeeld aan pogingen van wetenschappers als Stephen Hawking en Richard Dawkins om uitspraken uit filosofie, religie en ethiek enkel op wetenschappelijke gronden te toetsen – en te veroordelen.
Of neem het verschijnsel van ‘de puber’. Over de jeugd, de tienerjaren, zijn boeken vol geschreven, met poëtische lofzangen en weemoedige bespiegelingen over de jeugd, maar ook met afschuw en angst over de manieren waarop jongeren zich kunnen gedragen. Ook zijn er boekenkasten vol literaire, sociale en culturele analyses en beschouwingen over hoe jong en oud met elkaar omgaan in andere tijden en culturen. Toch is er al enkele jaren een merkwaardige hausse in de wetenschap en samenleving om de waarheid over ‘wat een puber is’ te zoeken in het ‘puberbrein’. Alsof je meer van je kind zou begrijpen na uitleg door een wetenschapper dat puberale opvliegingen in het brein te vinden zijn. In plaats daarvan kun je beter eens met je eigen puber praten, of met andere ouders, of teruggaan in je eigen herinnering, of eens een boek lezen zoals The Catcher in the Rye van Salinger.

Fantasma

De benadering om enkel te vertrouwen op wat je objectief kan waarnemen en meten, en wat in een versmald wetenschappelijk model past, doet geen recht aan de ongelooflijke dieptes, nuances, verknopingen, vormen en voorstellingen waar de mens zichzelf tijdens zijn leven in wikkelt. Er is niets mis met een wetenschappelijke, afstandelijke blik op de mens en een analyse van zijn hersenen, maar wel wanneer men meent dat dat de enige weg is naar inzicht in en waarheid over de mens. Want, mensen zijn pas mensen omdat ze in taal en cultuur leven, en ieder mens vertegenwoordigt op zichzelf al een unieke cultuur of symbolische vorm. Ieder mens gaat een eigen uniek pad, kent een eigen verlangen, doorleeft eigen ‘fantasma’s’. De mens is geen transparant natuurlijk gegeven; hij is afkomstig uit de natuur, maar op vroege leeftijd dringt het vreemde bij hem binnen, taal en cultuur, oftewel de ‘symbolische orde’, zoals Lacan dat noemt. Taal en cultuur scheiden de mens van zichzelf en later moet hij met behulp van diezelfde taal en cultuur zich een weg proberen te banen binnen die taal en cultuur. Wanneer we individuele levensvormen aandachtig bestuderen, kunnen we niet langer normaal of gezond van gestoord onderscheiden. Eigenlijk is iedereen getraumatiseerd door de scheiding van zichzelf, iedereen kijkt vanuit een onvermijdelijke blinde vlek en leeft op eigen wijze de geworpenheid in de wereld uit.
Antoine Mooijs boek is één groot pleidooi om niet te vervallen in eenkennigheid en om de meervoudigheid en meerduidigheid van het leven open te houden. Want, uiteindelijk is er geen enkele denkwijze, taal of cultuur die de enige en echte waarheid voor zichzelf kan opeisen.
Maar wordt daarmee niet ‘alles relatief’? Ja en nee. Ja, want er is geen finale waarheid over de werkelijkheid, geen positie die alles kan overzien, geen taal of praktijk die, bijvoorbeeld, kan vaststellen ‘wat een puber echt is’. Nee, want binnen de verschillende domeinen gelden normen die het gebruik van symbolen en taal regelen, kaf van koren scheiden, adequaat handelen onderscheiden van immoreel of onjuist handelen. Vragen over wat het beste voedsel is voor een hongerige puber, dienen op een andere manier beantwoord te worden dan een vraag over wat de gepaste straf is voor spijbelen, of de meest pedagogisch verantwoorde film voor een filmavond op school.

Heilig
Behalve op het gebied van de psychiatrie leidt deze visie op de mens ook tot vergaande consequenties op het gebied van moraal en (mensen)rechten. De mens met zijn mensenrechten moet niet beschermd worden omdat hij een redelijk wezen is (Kant), of omdat de biologische soort ‘mens’ ons heilig zou zijn. Nee, de mens is het waard beschermd te worden, omdat hij drager is van het beginsel van cultuur: ‘De beschermwaardigheid van de persoon is gefundeerd op de mens als symboliserend wezen. Omdat elk mens op unieke wijze het universele beginsel van zelfvormgeving concretiseert, is elk mens beschermwaardig. De beschermwaardigheid is niet gegrond in het leven zelf dat heilig zou zijn, maar in de culturele bestaanswijze van de mens.’ Dit heeft verstrekkende gevolgen voor het debat over mensenrechtenrechten, maar ook over, bijvoorbeeld, de vraag hoe mens en dier verschillen – en wat dit verder impliceert. Ook volgt hieruit dat bescherming niet enkel tot het bieden van ‘bed, bad en brood’ te herleiden is. Ieders levenswijze en persoonlijke of culturele expressie ‘is er eentje’; het biologisch overleven is geen menselijk leven. Wij zijn meer dan ons brein. 

Door dergelijke en vele andere analyses – van rechtspraak tot politiek, geschiedenis en evolutietheorie, van psychopathologie tot literatuur, beeldende kunst en nieuwe media – mag dit boek gerust een meesterwerk genoemd worden. Het is gegrond in de filosofische traditie van Kant, de fenomenologie, de lacaniaanse psychoanalyse, de wijsgerige antropologie, brengt deze samen, en bestrijkt en onderzoekt vele eigentijdse kanten van de geesteswetenschappen. Het is geschreven in een eigen, precieze en treffende stijl. Soms werkt de combinatie van filosofische terminologie uitgespannen over menselijke fenomenen, nuances van alledag, en kunstzinnige voorbeelden licht hypnotiserend, waardoor de lezer steeds benieuwd blijft ‘hoe het verder gaat’. Behalve dat iedereen die geïnteresseerd is in een ‘algemene filosofie van de mens’ dit zou moeten lezen, verdient dit werk het ook om standaard grondslagenboek te worden bij opleidingen in de geesteswetenschappen.