Home Wie wil nou niet dapper zijn?

Wie wil nou niet dapper zijn?

Door Wouter Kusters op 19 maart 2013

04-2004 Filosofie magazine Lees het magazine
‘Vooral wanneer hij in de oude wijken woont, weet hij hoe de dingen echt in elkaar zitten.’ Lag in multiculturalistische tijden de gewone man nog onder vuur, nu is zijn stem de toetssteen voor linkse en rechtse politiek.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Het is pas vier jaar geleden dat het boek van Baukje Prins over het minderhedendebat uitkwam. De stemming en de publieke opinie jegens minderheden zijn echter sinds 2000 sterk veranderd en Prins had zelf in de tussentijd een publieke aanvaring met Ayaan Hirsi Ali. Genoeg reden om de jongste ontwikkelingen te verwerken in een vernieuwde versie van haar boek.Een belangrijk thema dat Prins onderzoekt is de ‘dubbele binding’ in anti-racistische teksten. De boodschap aan ‘witte lezers’ van bijvoorbeeld het proefschrift Inzicht in alledaags racisme van Philomena Essed uit 1991 was tegelijk ‘vergeet dat ik zwart ben’, maar ook ‘je mag nooit vergeten dat ik zwart ben’. In zulke teksten wordt namens een onderdrukte groep gesproken, maar wel door de mond van een woordvoerder die een eigen theorie op de groep projecteert.

Op deze gelijkhebberige manier van spreken is een reactie gekomen die Prins het ‘nieuw-realisme’ noemt. Terwijl eerder de autochtone Nederlander zich verdacht gemaakt voelde in het multiculturalisme is nu het tegenovergestelde het geval. In het nieuw-realisme wordt de ‘gewone man’ als onschuldig en zonder vooroordelen voorgesteld. Vooral wanneer hij in de oude wijken woont, weet hij hoe de dingen echt in elkaar zitten. Het nieuw-realisme zegt namens hem te spreken, en pretendeert problemen zonder franje te benoemen. Nieuw-realisten als Bolkestein en Fortuyn presenteren deze visie als dapper en taboedoorbrekend. Andere geluiden worden zo in de kiem gesmoord, want wie wil nou een taboe in stand houden, of niet dapper zijn?

Het probleem – volgens Baukje Prins – van het nieuw-realisme is zijn claim dichter bij de realiteit te staan. Onze kennis van de werkelijkheid is altijd bemiddeld door vooronderstellingen, geschiedenis en (tegenwoordig) de media, maar dat wordt in het nieuw-realisme vergeten. De verleiding van het nieuw-realisme is dat het de mensen een aangenaam zelfbeeld schenkt: men mag er onbekommerd van alles uitflappen onder het mom van eerlijkheid en spontaniteit. Sterker nog: wie genuanceerd nadenkt, laadt al snel de verdenking op zich politiek-correct te zijn.

Je eigen bestwil

Prins pleit tegen het idee van de mono-culturalistische melting pot van het nieuw-realisme, maar is ook geen voorstander van de multiculturele salad bowl. Fout in beide visies vindt ze dat culturen en identiteiten als onveranderlijke grootheden worden beschouwd. In de praktijk zijn identiteiten volgens haar hybride en veelvormig zoals blijkt uit het optreden van een perfect Vlaams sprekende Libanese Belg die zich verzet tegen culturele assimilatie (Abou Jahjah); een Somalische feministe (Hirsi Ali) die onlangs een oproep deed tot een ‘liberale jihad’ en een zanger die rappend met Amsterdams accent (Raymtzer) reageert op een PvdA-politicus (Rob Oudkerk).Prins erkent dat niet alle hybride veelvormigheid vanzelf welgevormd is. Wat te denken van een Turkse homoseksuele drugsdealer of een Marokkaans heroïnehoertje? Uiteindelijk baseert Prins zich net als Hirsi Ali op het liberalisme, het feminisme en de democratie. Waarom ze toch tot heel andere conclusies komt dan de VVD-politica laat ze zien in de laatste twee hoofdstukken. Daar analyseert Prins verschillende soorten liberalisme en beschrijft ze hoe in rechts-liberale kringen het respect voor vrijheid en autonomie de laatste jaren is verworden tot een drang om andermans invulling van vrijheid te bepalen (bijvoorbeeld om ‘voor je eigen bestwil’ binnenshuis je eigen taal niet te mogen spreken).

Het boek van Marjolein Februari met verzamelde columns uit enkele jaren Volkskrant biedt meer van die veelvormige verhalen waar Prins voor pleit. Ieder stukje begint met een schijnbaar willekeurig actuele gebeurtenis: een incident in een supermarkt, een stukje uit de krant of een ontmoeting op vakantie. Februari raakt vervolgens nieuwsgierig of geïrriteerd en ze duikt in de boekenkast, archief of eigen herinnering voor nader onderzoek. Daar weet ze steeds grappige verhalen te vinden die op de actuele aanleiding een nieuw licht werpen.

Hierbij draait het om morele dilemma’s, ethiek en etiquette. Op voorzichtig zoekende wijze verdedigt Februari het recht op denken, cultuur en filosofie. Ze houdt van bedachtzaam spreken en niet van versimpelingen en grofheden. Ze zegt: ‘Kunst, kennis en reflectie zijn ons doel; ons handelen is een middel daartoe.’ Voor je het weet ben je met zo’n boodschap een ouwe zeur, en dat wil Februari vermijden. Dus meteen daarna schrijft ze ironisch ‘Dacht ik’. Iedere keer wanneer een onderwerp te serieus dreigt te worden loeren de ironie en zelf-relativering om de hoek. Als het te zwaar wordt komt iets luchtigs, of biedt ze de lezer excuses aan voor het lastigvallen. De persoon van de schrijfster is zelf nadrukkelijk aanwezig. Van de onmogelijke dilemma’s uit het dagelijks leven krijgen we uitgebreid te horen hoe de schrijfster daar persoonlijk mee omgaat: of ze thuis achter de computer zit, waar ze op vakantie is, dat ze ergens wakker van ligt of dat haar huis wordt verbouwd. Het persoonlijke is immers ook moraal. Wie graag leest over bijvoorbeeld het dilemma hoe een met olie besmeurde vogel uit de zee te redden (met Dreft, wat slecht is voor het milieu, maar de vogel goed schoonmaakt, of met Ecover, wat goed is voor het milieu maar slecht voor de vogel) zal dit boek vermakelijk vinden.

Groepsbelang

Baukje Prins pleit in een eenduidig betoog voor meerduidigheid, en bij Marjolein Februari dwarrelt de meerduidigheid in losse notities rond. Herman van Gunsteren probeert juist duidelijkheid te scheppen in onze moderne tijd van verwarring en verandering. Oude termen als democratie, media, en burger lijken in de tijd van globalisering, toenemende media-invloed en immigratie niet langer geschikt te zijn voor de nieuwe situatie.

Moeten we dan maar bij de postmoderne pakken neerzitten? Volgens Van Gunsteren niet. Hij beschrijft wat termen als bestuur, idealen en legitimiteit in de politiek voor geschiedenis en betekenis hebben en hoe deze zich verhouden tot de huidige tijd. Hij benadrukt dat de wet en de democratie het waard zijn beschermd te worden, niet om alles bij het oude te houden, maar omdat anders tirannie en willekeur dreigen. Wetten zijn gecodificeerde omgangsvormen waarop men kan vertrouwen in het maatschappelijk verkeer en die op de eerste plaats burgers beschermen tegen elkaar en tegen de machthebbers. Wanneer wetten vooral als beheers- en bestuursinstrument worden beschouwd om eigen belangen te verwezenlijken komt men op een hellend vlak. Populisme is gevaarlijk omdat de wet die voor iedereen zou moeten gelden ingezet wordt om een particulier en momentaan groepsbelang door te zetten. De media zijn gevaarlijk omdat ze een ongecontroleerde macht zijn gaan vormen. Van Gunsteren pleit er daarom voor om de media onder te brengen in een vernieuwde staatsrechterlijke machtenscheiding.

Moraal wisselt met de stand van de zon. ’s Ochtends als voorbereiding op een werkdag in een bestuurscommissie is Van Gunsterens boek een aanrader. ’s Avonds, bij een terugkijk op de dag is Prins’ boek zinnig om op eigen en andermans denken en spreken te reflecteren. Wie voor het slapen gaan nog wat wil mijmeren, leze Februari’s columnboek.

Voorbij de onschuld. Het debat over de multiculturele samenleving, door Baukje Prins, uitg. Van Gennep, Amsterdam 2004, € 22,50
Park Welgelegen. Notities over morele verwarring, door Marjolein Februari, uitg. Querido, Amsterdam 2004, € 21,95
Woordenschat voor verwarde politici. Over de nieuwe risico’s in de hedendaagse politiek, door Herman van Gunsteren, uitg. Van Gennep, Amsterdam 2004, € 12,50