Dit artikel is exclusief voor abonnees
Op deze gelijkhebberige manier van spreken is een reactie gekomen die Prins het ‘nieuw-realisme’ noemt. Terwijl eerder de autochtone Nederlander zich verdacht gemaakt voelde in het multiculturalisme is nu het tegenovergestelde het geval. In het nieuw-realisme wordt de ‘gewone man’ als onschuldig en zonder vooroordelen voorgesteld. Vooral wanneer hij in de oude wijken woont, weet hij hoe de dingen echt in elkaar zitten. Het nieuw-realisme zegt namens hem te spreken, en pretendeert problemen zonder franje te benoemen. Nieuw-realisten als Bolkestein en Fortuyn presenteren deze visie als dapper en taboedoorbrekend. Andere geluiden worden zo in de kiem gesmoord, want wie wil nou een taboe in stand houden, of niet dapper zijn?
Het probleem – volgens Baukje Prins – van het nieuw-realisme is zijn claim dichter bij de realiteit te staan. Onze kennis van de werkelijkheid is altijd bemiddeld door vooronderstellingen, geschiedenis en (tegenwoordig) de media, maar dat wordt in het nieuw-realisme vergeten. De verleiding van het nieuw-realisme is dat het de mensen een aangenaam zelfbeeld schenkt: men mag er onbekommerd van alles uitflappen onder het mom van eerlijkheid en spontaniteit. Sterker nog: wie genuanceerd nadenkt, laadt al snel de verdenking op zich politiek-correct te zijn.
Je eigen bestwil
Het boek van Marjolein Februari met verzamelde columns uit enkele jaren Volkskrant biedt meer van die veelvormige verhalen waar Prins voor pleit. Ieder stukje begint met een schijnbaar willekeurig actuele gebeurtenis: een incident in een supermarkt, een stukje uit de krant of een ontmoeting op vakantie. Februari raakt vervolgens nieuwsgierig of geïrriteerd en ze duikt in de boekenkast, archief of eigen herinnering voor nader onderzoek. Daar weet ze steeds grappige verhalen te vinden die op de actuele aanleiding een nieuw licht werpen.
Hierbij draait het om morele dilemma’s, ethiek en etiquette. Op voorzichtig zoekende wijze verdedigt Februari het recht op denken, cultuur en filosofie. Ze houdt van bedachtzaam spreken en niet van versimpelingen en grofheden. Ze zegt: ‘Kunst, kennis en reflectie zijn ons doel; ons handelen is een middel daartoe.’ Voor je het weet ben je met zo’n boodschap een ouwe zeur, en dat wil Februari vermijden. Dus meteen daarna schrijft ze ironisch ‘Dacht ik’. Iedere keer wanneer een onderwerp te serieus dreigt te worden loeren de ironie en zelf-relativering om de hoek. Als het te zwaar wordt komt iets luchtigs, of biedt ze de lezer excuses aan voor het lastigvallen. De persoon van de schrijfster is zelf nadrukkelijk aanwezig. Van de onmogelijke dilemma’s uit het dagelijks leven krijgen we uitgebreid te horen hoe de schrijfster daar persoonlijk mee omgaat: of ze thuis achter de computer zit, waar ze op vakantie is, dat ze ergens wakker van ligt of dat haar huis wordt verbouwd. Het persoonlijke is immers ook moraal. Wie graag leest over bijvoorbeeld het dilemma hoe een met olie besmeurde vogel uit de zee te redden (met Dreft, wat slecht is voor het milieu, maar de vogel goed schoonmaakt, of met Ecover, wat goed is voor het milieu maar slecht voor de vogel) zal dit boek vermakelijk vinden.
Groepsbelang
Baukje Prins pleit in een eenduidig betoog voor meerduidigheid, en bij Marjolein Februari dwarrelt de meerduidigheid in losse notities rond. Herman van Gunsteren probeert juist duidelijkheid te scheppen in onze moderne tijd van verwarring en verandering. Oude termen als democratie, media, en burger lijken in de tijd van globalisering, toenemende media-invloed en immigratie niet langer geschikt te zijn voor de nieuwe situatie.
Moeten we dan maar bij de postmoderne pakken neerzitten? Volgens Van Gunsteren niet. Hij beschrijft wat termen als bestuur, idealen en legitimiteit in de politiek voor geschiedenis en betekenis hebben en hoe deze zich verhouden tot de huidige tijd. Hij benadrukt dat de wet en de democratie het waard zijn beschermd te worden, niet om alles bij het oude te houden, maar omdat anders tirannie en willekeur dreigen. Wetten zijn gecodificeerde omgangsvormen waarop men kan vertrouwen in het maatschappelijk verkeer en die op de eerste plaats burgers beschermen tegen elkaar en tegen de machthebbers. Wanneer wetten vooral als beheers- en bestuursinstrument worden beschouwd om eigen belangen te verwezenlijken komt men op een hellend vlak. Populisme is gevaarlijk omdat de wet die voor iedereen zou moeten gelden ingezet wordt om een particulier en momentaan groepsbelang door te zetten. De media zijn gevaarlijk omdat ze een ongecontroleerde macht zijn gaan vormen. Van Gunsteren pleit er daarom voor om de media onder te brengen in een vernieuwde staatsrechterlijke machtenscheiding.
Moraal wisselt met de stand van de zon. ’s Ochtends als voorbereiding op een werkdag in een bestuurscommissie is Van Gunsterens boek een aanrader. ’s Avonds, bij een terugkijk op de dag is Prins’ boek zinnig om op eigen en andermans denken en spreken te reflecteren. Wie voor het slapen gaan nog wat wil mijmeren, leze Februari’s columnboek.
Voorbij de onschuld. Het debat over de multiculturele samenleving, door Baukje Prins, uitg. Van Gennep, Amsterdam 2004, € 22,50
Park Welgelegen. Notities over morele verwarring, door Marjolein Februari, uitg. Querido, Amsterdam 2004, € 21,95
Woordenschat voor verwarde politici. Over de nieuwe risico’s in de hedendaagse politiek, door Herman van Gunsteren, uitg. Van Gennep, Amsterdam 2004, € 12,50