Ondanks pogingen om de chocoladeketen eerlijker te maken, blijven op cacaoplantages misstanden de norm. Misschien betekent eerlijk niet overal hetzelfde? Deel 2 van een serie over voedsel.
De documentaire Slavery: A Global Investigation (2000) schudde de wereld wakker. Filmmakers Kate Blewett en Brian Woods nemen daarin de kijker mee naar de tapijtindustrie in India en de cacaovelden in West-Afrika, en spreken met schoonmaaksters in de Verenigde Staten. Onze welvaart blijkt een zeer duistere rafelrand te hebben: ze wordt gedragen door miljoenen slaven. De cacaoplantages in Ivoorkust en Ghana zijn het absolute dieptepunt. Daar werken naar schatting zo’n 2 miljoen kinderen onder erbarmelijke omstandigheden. De documentaire zorgde voor veel ophef. Een jaar na de uitzending tekenden de grootste spelers in de cacao-industrie een overeenkomst waarin ze beloofden voor 2008 een einde te maken aan kinderslavernij en kinderarbeid. Maar onderzoekers trokken in 2011, 2015 en 2020 aan de bel, omdat telkens weer bleek da ter nog nauwelijks resultaat is geboekt.
Intussen kwamen wel allerlei andere misstanden aan de oppervlakte. Zo bleek dat cacaoboeren chemicaliën gebruiken die schadelijk zijn voor hun gezondheid en het milieu. Bovendien verdienen ze zo weinig dat ze onmogelijk uit de armoede kunnen komen. De keten moet eerlijker, concludeerden ook overheden en ngo’s. Samen met de cacaobedrijven sloegen ze de handen ineen. Ze bouwden scholen voor de kinderen van de boeren. Ook trainden ze coöperaties van cacaoboeren om erop toe te zien dat hun leden zich aan de regels hielden: gebruiken de boeren niet te veel chemicaliën? Behandelen ze hun werknemers wel goed? Werken er geen kinderen op de plantages?
In het kantoor van de meeste coöperaties hangt een lijst met criteria waaraan boeren moeten voldoen om cacao te produceren die als eerlijk en ethisch bestempeld kan worden. Als beloning voor het voldoen aan deze eisen mogen de bonen verkocht worden met een certificaat, zoals Fairtrade of UTZ, en krijgen de boeren een bonus boven op de prijs. Toch zijn anno 2021 kinderarbeid en slechte arbeidsomstandigheden nog altijd de norm in de cacaoteelt.
Meetbaarheid
Hoe komt het toch dat deze projecten zo weinig verschil maken? Wellicht heeft het te maken met een andere perceptie van eerlijkheid. Want hoe kan het anders dat cacaoboeren de universele norm voor ‘eerlijke cacao’ keer op keer schenden? Heeft dit misschien te maken met cultuurrelativisme, het idee dat normen en waarden niet universeel zijn, maar enkel te begrijpen zijn in de desbetreffende cultuur?
Volgens de sociologen David Craig en Doug Porter zou dat inderdaad het geval kunnen zijn. In Europese of Amerikaanse kantoren worden criteria opgesteld om de naleving van morele principes in de praktijk te meten, die vervolgens aan landen aan de andere kant van de wereld worden opgelegd. ‘Reizende rationaliteiten’ noemen Craig en Porter dat.
Organisaties die eerlijke, duurzame of slaafvrije chocolade op de markt brengen, hebben een scala aan maatstaven ontwikkeld om te garanderen dat de chocolade ook daadwerkelijk eerlijk of duurzaam is. Boeren moeten bijvoorbeeld georganiseerd zijn in coöperaties, en er zijn regels voor welke werkzaamheden kinderen wel en niet mogen doen.
Hoe groter de afstand tussen kantoor en veld is, des te groter de drang naar meetbaarheid en standaardisering, stellen de sociologen. Maar, vragen zij zich af, kan dat wel: normen en waarden zomaar naar een compleet andere context exporteren? Denkt iedereen wel hetzelfde over wat eerlijk is? En kun je wel meten of iets eerlijk geproduceerd is?
Opgelegde normen
Onderzoekers Amanda Berlan en Catherine Dolan, verbonden aan de universiteit van Londen, bestuderen al jaren hoe morele principes die worden nagestreefd door organisaties als Fair Trade – zoals respect, eerlijkheid en wederzijdsheid – zich manifesteren in de gemeenschappen waar cacao geproduceerd wordt. Ze ontdekten dat boeren en arbeiders zelden betrokken worden bij de formulering van de waarden waaraan zij moeten voldoen. Ook bleek dat initiatieven die bedoeld zijn om de boeren en arbeiders te emanciperen, bijvoorbeeld democratisch georganiseerde coöperaties en vakbonden, helemaal niet als versterkend worden ervaren. De boeren en arbeiders hebben juist het gevoel dat ze nu aan nog meer instanties verantwoording moeten afleggen en nog minder bewegingsvrijheid hebben. Wat in Europa als duurzaam en eerlijk wordt gezien, manifesteert zich in Afrikaanse dorpen als een lijst aan eisen.
En de boeren ontvangen dan wel een premie voor eerlijke en duurzame cacaoproductie, maar vaak mogen ze die bonus niet besteden zoals zij het liefst willen. In overleg met de organisatie die hun cacao van het stempel ‘fair’ of ‘duurzaam’ voorziet, mogen ze kiezen uit een lijst van publieke projecten, zoals de bouw van een waterput of de aanleg van een gemeenschappelijke moestuin. Maar, gaven de boeren aan, eigenlijk zouden ze dat geld liever cash ontvangen, zodat ze daarmee bijvoorbeeld een brommer kunnen kopen of de dorpsmoskee kunnen opknappen. Maar zulke investeringen passen niet bij de wens van de consument; die ziet het extra bedrag dat hij voor eerlijke chocolade betaalt liever naar scholings- en gezondheidsprojecten gaan.
De opgelegde normen en afvinklijstjes die moeten zorgen voor milieubewust, eerlijk en maatschappelijk verantwoord gedrag kunnen onbedoeld ook de plaatselijke conventies van vertrouwen vervangen, stellen Berlan en Dolan. Het lokale waardensysteem wordt er als het ware opnieuw mee ingericht, en niet altijd ten goede. Wat in Nederland als eerlijk gezien wordt, kan elders leiden tot armoede, overbelasting van vrouwen, kinderarbeid in andere sectoren of minder baankansen voor immigranten.
Gedeeld begrip
Zou het kunnen zijn dat waarden als eerlijkheid en gelijkwaardigheid universeel zijn, maar dat het probleem zit in hoe de waarden naar de praktijk vertaald worden? Dat er een gesprek met alle partijen nodig is om tot overeenstemming te komen over hoe bepaalde waarden concreet vormgegeven moeten worden? Het vertalen van een waarde als eerlijkheid in codes en standaarden kan afleiden van waar het werkelijk om gaat, namelijk de vraag wat de cacaoproducenten zelf nodig achten om eerlijk te produceren.
Om tot eerlijke handel te komen, moeten we eerst tot een gedeeld begrip van eerlijkheid komen. Anders blijft ‘eerlijke handel’ hand in hand gaan met een ongelijkwaardige relatie, die werkelijke eerlijkheid in de weg staat.