Filosofische theorieën zijn vaak abstract en lastig te begrijpen. Veel filosofen leggen hun ideeën daarom uit aan de hand van alledaagse voorwerpen: van ladders tot biljartballen. Een weekendlijstje met vijf bekende voorwerpen uit de filosofie
Het scheermes van Ockham
Wanneer we twee verklaringen hebben voor hetzelfde fenomeen, hoe bepalen we dan wat de beste verklaring is? Volgens de middeleeuwse Engelse filosoof William of Ockham moeten we daarvoor altijd kijken naar de simpelste verklaring. De theorie die een fenomeen met de minste aannames kan verklaren, is volgens Ockham altijd de beste theorie.
Dit idee wordt het scheermes van Ockham genoemd en is nog steeds een veel gebezigd wetenschappelijk principe. Door de onnodige aannames van een theorie als het ware weg te scheren, houd je de kern van de theorie over. Op die manier is het mogelijk vergezochte theorieën en verklaringen snel en makkelijk te verwerpen.
De bijenwas van Descartes
In zijn Meditaties beschrijft de Franse filosoof René Descartes zichzelf in een stoel bij het haardvuur, spelend met een bolletje bijenwas. Hij stelt zichzelf daarbij de vraag: wat zijn nu de wezenlijke eigenschappen van deze bijenwas? Hij merkt op dat de bijenwas helemaal verandert als hij het bij het vuur legt. De bijenwas smelt en verandert daarmee van geur, kleur en formaat. Dit kunnen dus geen wezenlijke eigenschappen zijn.
Is er dan ook iets dat niet verandert? Ja, schrijft Descartes. De uitgebreidheid van de bijenwas – het feit dat het zich uitstrekt in drie dimensies – blijft onveranderd. Hij heeft hiermee laten zien dat eigenschappen als de geur en kleur van objecten weliswaar veranderlijk zijn, maar dat uitgebreidheid een wezenlijke eigenschap is van materiële objecten.
De biljartballen van Hume
Wat zie je wanneer een witte biljartbal tegen een rode biljartbal aanrolt? Je ziet dat eerst de witte bal gaat rollen en daarna de rode bal. Je ziet ook dat ze elkaar halverwege aanraken. Maar zie je ook dat de rode bal gaat rollen doordat de witte er tegenaan rolt? Met andere woorden: zie je het oorzakelijk verband tussen de twee rollende ballen? Volgens de Schotse filosoof David Hume niet.
Volgens Hume begint alle kennis met de waarneming. Uitspraken over oorzakelijkheid zijn daarom volgens Hume altijd gebaseerd op aannames. Op basis van het feit dat de rode biljartbal in het verleden altijd ging rollen nadat de witte er tegenaan rolde, neem je aan dat dit in de toekomst ook weer zal gebeuren. Hoe vaker je ziet dat de rode bal gaat rollen nadat de witte er tegenaan rolt, hoe waarschijnlijker het wordt dat hij dat in de toekomst ook zal doen. Maar zeker is het nooit.
De ladder van Wittgenstein
In zijn bekende werk Tractatus logico-philosophicus stelt de Oostenrijkse filosoof Ludwig Wittgenstein dat filosofie onzinnige uitspraken doet. Volgens Wittgenstein kunnen we immers alleen zinvol spreken over de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid. Filosofie probeert uitspraken te doen over ongrijpbare concepten zoals God of de zin van het leven en is daarmee niet zinvol.
Dit roept de vraag op wat we dan moeten met de filosofie van Wittgenstein. Is de uitspraak dat filosofie onzinnig is niet zelf een filosofische en daarmee onzinnige uitspraak? Wittgenstein ziet dit in, en vergelijkt zijn boek daarom met een ladder die je omver moet gooien, nadat je erop bent geklommen. Wie zijn boek echt begrepen heeft, ziet in dat het vol staat met onzinnige uitspraken.
De briefopener van Sartre
Existentie gaat vooraf aan essentie. Deze slogan van het existentialisme van Jean-Paul Sartre zegt de buitenstaander nog weinig over de filosofische inhoud. Gelukkig is Sartre naast filosoof ook begenadigd schrijver. Tijdens een publiekslezing in Parijs uit 1946 maakt hij met een treffend voorbeeld duidelijk wat hij bedoelt.
Hij doet dit door de mens te vergelijken met een briefopener. Het verschil tussen de twee, is dat de briefopener door iemand gemaakt is met een bepaald doel. Daardoor draagt de briefopener een essentie in zich die voorafgaat aan zijn bestaan: De briefopener is gemaakt om brieven te openen. Sartre gelooft niet in God, dus de mens heeft volgens hem geen. De mens draagt daardoor geen vooraf gegeven doel in zich en heeft ook geen essentie. Dat maakt de mens, in tegenstelling tot de briefopener, vrij om zichzelf vorm te geven.