Home ‘We kunnen in onze tijd het sacrale nog herkennen’

‘We kunnen in onze tijd het sacrale nog herkennen’

Door Marco Kamphuis op 12 februari 2008

02-2008 Filosofie magazine Lees het magazine

' Als ik mijn zoon van elf verwaarloos, of verdriet of geweld aandoe, dan zondig ik tegen de goden van het leven.' Stefan Hertmans over de goden van de Griekse tragedie.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

 

 
‘De literatuur leeft van wat ze niet kan zeggen. Anders zouden we nooit zijn gaan schrijven – het zou immers allemaal al gezegd zijn. In mijn eerste boek heb ik Kafka geciteerd: “Schon mit meinem ersten Satz bin ich in die Falle gegangen.” Je bent in de val gelopen, omdat je na die eerste zin altijd weer een volgende zult willen schrijven. Waarom? Omdat je het nooit gezegd krijgt.’

In zijn met boeken volgestouwde werkkamer (‘het getuigt van een vreselijke frivoliteit daar iets aan toe te willen voegen’) spreekt de Vlaamse dichter en schrijver Stefan Hertmans (1951) – over woordeloosheid en het onzegbare – met paradoxale eloquentie.

‘Wat je zegt, zal – als je vormgevoelig bent – altijd een andere vorm krijgen dan wat je had willen zeggen. Elke schrijver kent het moment dat hij moet kiezen tussen luisteren naar wat de tekst op eigen kracht begint te zeggen en stug vasthouden aan wat hem aanvankelijk voor ogen stond. De breuk tussen de waarheid van de schrijver en de waarheid van de tekst is de verbeelding; en die is vaak waarder dan waar – anders zouden we niets verzinnen, volgens mij. Als we iets verzinnen maken we een metafoor, een allegorie van de dingen, en lezers kunnen zich daarin herkennen.’

Het zwijgen van de tragedie is de titel van Hertmans’ laatste bundel essays. Hij is gefascineerd door de Griekse tragedies. Antigone is zelfs een tijdlang een obsessie voor hem geweest.
 

Waarover zwijgt de tragedie?

‘Er is ontzettend veel dat we gewoon niet weten. De Griekse tragedies zijn zó kort en bondig, dat er duidelijk voorkennis bij het publiek werd verondersteld. Die verhalen kende men al, ze werden eeuwenlang mondeling overgeleverd. Omdat wij deze archaïsche context en de traditie niet doorgronden, kunnen we alleen maar speculeren over de symboolkracht en politieke draagwijdte van de weinige tragedies die bewaard zijn gebleven. Dat wat onuitgesproken blijft – de historische onderstroom – is voor een belangrijk deel de kracht van de tekst. Hoe meer je je in de tragedie verdiept, des te meer stuit je op dit zwijgen.’

Archaïsche conflicten vormen volgens Hertmans de grondslag van de tragedie. Het conflict tussen goden en mensen, tussen stadstaat en familie, en vooral tussen man en vrouw. In Medea ziet hij de macht die het patriarchaat door taal uitoefent, en daartegenover de zwijgende machteloosheid van de antieke vrouwen. Opnieuw een zwijgen dus – dat uitmondt in gruwelijk geweld. Hertmans: ‘Jason zegt in feite tegen Medea wat zoveel mannen tegen hun vrouw zeggen: schatje, jij bent niet redelijk, jij bent emotioneel… Dat is vrouwenonderdrukking in haar zuiverste vorm. Medea wordt juist zo radicaal, omdat ze van onredelijkheid beticht wordt. Het resultaat is oorlog: als jij alleen maar een verlichtingsdictatuur over mij afroept, met argumenten die geen rekening houden met mijn emoties, dan zwijg ik en dan handel ik. Vervolgens vermoordt ze hun twee zoontjes. Daarmee neemt ze Jason zijn twee mannelijke elementen af: het is een castratieritueel. Dat is wat ik uit de tekst haal… Ik realiseer me dat het speculatief is.’

In zijn boek verbindt Hertmans deze lezing van Medea met moslimfundamentalisten die naar de wapens grijpen uit woede tegen een taal die hen uitsluit. ‘Dat idee kwam ik tegen in verschillende teksten van Slavoj Žižek. De soevereine, altijd beheerste redelijkheid waarmee we tegen die mensen zeggen: word maar verlichte subjecten, leer maar cartesiaans denken, die werkt natuurlijk onderdrukkend. In de moderne buitenwijken van Rabat, waar kilometers flatgebouwen staan, zie je bebaarde mannen en gesluierde vrouwen in geblindeerde Mercedessen stappen, terwijl jonge mensen in de medina even verderop, die duizenden jaren oud is, in T-shirt en jeans lopen. De verklaring is dat het fundamentalisme een gevolg is van de botsing met onze moderne manier van doen. Het is een hysterische reactie natuurlijk, maar ik denk wel dat je vanuit het schema van Medea en Jason kunt verklaren dat deze mensen het beu zijn dat we tegen hen zeggen: wees nu
eens redelijk.’
 
Waarom is hij zo geraakt door het personage van Antigone?
‘Het is haar principiële zuiverheid, haar eenvoud ook. Dat meisje moet vijftien, zestien jaar zijn geweest. Ze staat pal voor haar zaak. Doden begraaf je, dat is een archaïsche wet, dus wil ze haar broer begraven; ook al komt ze daarmee in verzet tegen Kreon die – met een typisch politiek-patriarchale argumentatie – de wet heeft uitgevaardigd het lijk te laten liggen voor de gieren. Al moet ze het met haar eigen dood bekopen, het individueel mededogen gaat voor het staatsbelang. Het feit dat deze vrouw voor de “ongeschreven wetten” opkomt, geeft aanleiding tot een veelzeggend conflict. Ik vind dat een schrijver ook moreel stelling moet nemen. Hij moet niet te veel ironiseren, relativeren. Een schrijver moet durven uitspreken waar hij van wakker ligt. De roman stelt morele dilemma’s, daarin is het de nakomeling van de tragedie.’
 
In de tragedie zijn de Griekse goden almachtig. Wat moet de moderne lezer met die goden aanvangen?
‘Je moet een vertaalslag plegen. Wat bij de Grieken de dimensie van de goden was, is bij ons de dimensie van onze ethische houding. Wij worden op onze plichten in het leven gewezen. Als ik mijn zoon van elf verwaarloos, of verdriet of geweld aandoe, dan zondig ik tegen de goden van het leven. De goden zijn voor mij een metafoor om te tonen dat je nog steeds alles of niets speelt met je leven, dat je met bepaalde dingen niet de spot drijft… met fundamenteel verraad, met fundamentele woordbreuk. Je moet je aan je woord houden. De goden zijn voor mij de post-kantiaanse moraal die steunt op wederkerigheid: als ik iemand pijn doe, weet ik hoe dat voelt, want ik heb ook een lichaam. Ik geloof dat we daarom in fundamentele waarden het sacrale nog kunnen herkennen – en ik pleit ervoor dat te behouden.’

Marco Kamphuis

Het zwijgen van de tragedie, door Stefan Hertmans, uitg. De bezige bij, Amsterdam 2007, 304 blz. € 19,90