Home Wandelen (I)

Wandelen (I)

Door Paul van Tongeren op 20 augustus 2021

Wandelen (I)
Cover van 09-2021
09-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Ook toen onze drie kinderen nog klein waren, wandelden wij veel – hetgeen voor een van de drie niet altijd een feest was. ‘Papa, je moet het begrijpen: wandelen is niets voor mij, en dat is al sinds mijn geboorte zo.’ We kregen hem alleen mee door hem te verleiden met een einddoel: een speeltuin, een pannenkoekenrestaurant of een ijsje. Hij accepteerde dat op één voorwaarde: ‘Maar dan geen omwegen maken, hoor!’
Wat is wandelen anders dan… omwegen maken? Je keert uiteindelijk altijd weer terug op de plek vanwaar je vertrok. En dat maakt wandelen een perfecte metafoor voor filosoferen. (En niet alleen voor filosoferen: is het leven niet een omweg naar de dood?)

Filosofie begint bij de verwondering. Je verwondert je over iets kleins of iets groots – over het menselijk vermogen de werkelijkheid te leren kennen, of over de illusie dat de winst van het Nederlands elftal van belang is, over het menselijk verlangen naar geluk of over de verveling die ons plotseling kan overvallen, over de schoonheid van de natuur of over de ontroering die een kitscherige prent ons bezorgt. Als je die verwondering weet vast te houden en tot een vraag te maken, begint de omzwerving. Die voert je al lezend, denkend, sprekend, schrijvend langs omwegen van wetenschap, filosofie, religie en kunst. Soms probeer je routes van voorgangers na te volgen, een enkele keer ontdek je nieuwe paden. Maar als het goed is, keer je uiteindelijk terug waar je begonnen was: bij de verwondering. Immanuel Kant schreef dat de sterrenhemel en de morele wet – het grote geheel om ons heen en de kern van humaniteit diep in ons –hem niet alleen steeds opnieuw, maar zelfs met steeds meer verwondering (‘bewondering en eerbied,’ schreef Kant) vervulden, hoe meer hij zich er denkend mee bezighield.

Daarmee is tegelijk gezegd dat we weliswaar bij ons beginpunt terugkeren, maar dat de omwegen niet zonder effect gebleven zijn. Hoewel we niet verder gekomen zijn, zijn we wel vooruitgegaan. (Wie zou het leven willen overslaan omdat het immers toch maar op de dood uitloopt?)

Overigens had onze zoon wel een beetje gelijk: om te kunnen zwerven hebben we (de illusie van) het doel nodig. Zonder Ithaka geen odyssee. Zelfs als Ithaka niet zou bestaan.