De burger wordt vaak weggezet als boos, ongeletterd en bekrompen. Onterecht, volgens religieus humanist George Gelauff: in het midden van de samenleving ligt juist het antwoord op polarisatie.
De fietsenmaker sprak de volle aula toe over een jonge man die in korte tijd beide ouders verloor en de weg in het leven kwijtraakte. De fietsenmaker hielp hem: hij leerde hem zijn vak. Die jonge man was geen uitzondering, de fietsenmaker deed dat al zo’n vijf jaar. Betrokkenheid bij jonge mensen die het moeilijk hebben dreef hem. Zijn verhaal raakte me. Dat was voor de tweede keer in korte tijd.
De eerste keer was door Bart Brandsma’s boek Polarisatie. Het thema sprak me aan omdat ik met het platform ‘Bruggen Bouwen Delft’ sociale cohesie wil versterken. Zijn boek was fascinerend én een koude douche. Brandsma toont namelijk hoe mensen aan de uitersten de wij-zijtegenstellingen vergroten en proberen mensen uit het midden daar ook naartoe te trekken. En hij laat zien hoe bruggenbouwers polarisatie kunnen versterken door de dialoog aan te gaan met die uitersten of door een gematigd tegenverhaal te vertellen. Daar sta je dan als bruggenbouwer…
Brandsma schetst een andere aanpak. Ten eerste: richt je op het midden, niet op de polen. Ten tweede: zoek een gedeelde kwestie, zoals veiligheid in de wijk of de toekomst van je kinderen. Ten derde: verander van positie door naast de partijen te gaan staan. En tot slot: luister oprecht geïnteresseerd naar elkaar, zonder moreel gelijk te claimen.
Onbehagen
Richt je op het midden dus. Maar wie bevolken dat midden? Bas Heijne schrijft in Onbehagen over de burger die de realiteit niet meer kent, feiten negeert, experts wantrouwt en zijn cultuur bedreigd ziet door globalisering en immigratie. Heijne zag het wereldbeeld verschuiven: de optimistische verlichtingswereld uit zijn jeugd lijkt achterhaald door de emoties van de Contraverlichting. Die plaatsen de lokale tegenover de Europese gemeenschap, groepsbelang tegenover universele gelijkheid. Ze zetten zich ook af tegen de emotieloze, in zichzelf gekeerde elite.
Michael Ignatieff schetst een positiever beeld van dezelfde ontwikkeling. In Gewone deugden beschrijft hij dat gewone mensen (vaak de mensen uit het midden) gewone deugden zoals vertrouwen en tolerantie toepassen in hun dagelijks leven, in de relatie met de mensen om hen heen. Mondiale, universele ethiek vinden ze irrelevant. Zij kijken naar zichzelf, naar hun familie en vrienden, en hoe die hun gedrag beoordelen. Mensen leven het liefst tussen ‘eigen’ mensen met ruimte voor hun etniciteit, religie, traditie enzovoort. Ignatieff stelt zelfs dat het mogelijk is om verschillende culturen te laten samenleven door als groepen grotendeels gescheiden te leven. In hun eigen, bekende gemeenschap oefenen mensen hoe je conflicten oplost en hoe je de gewone deugden toepast. Die deugden creëren ook enige morele consensus tussen gemeenschappen en voorkomen permanente onderlinge conflicten. Zo’n basale samenwerking laat steden als Los Angeles functioneren, waar 115 nationaliteiten wonen.
Spanningen
De gerichtheid op lokale omstandigheden lijkt te botsen met wat Heijne de verlichtingswereld uit zijn jeugd noemt: de universele mensenrechten. De houding tegenover vluchtelingen toont dat de mondiale ethicus universele rechten ziet, terwijl de gewone burger vooral oog heeft voor zijn eigen gemeenschap.
Ook in Nederland, volgens de studie ‘Bezorgdheid en veerkracht’ van Ron van Wonderen en Maaike Kapel. Hun ‘narratieven’ beschrijven dubbele gevoelens over vluchtelingen. Mensen zien vluchtelingenhulp als morele plicht, maar stellen grenzen: het mag niet te veel kosten en geen grote sociale spanningen oproepen.
Dat levert een dilemma op. Want de gewone burger maakt vanuit zijn lokale omstandigheden aanspraak op een ánder universeel principe: democratisch zelfbeschikkingsrecht. De aanspraken van de staatsburger gaan daarin boven die van de vreemdeling. Mensenrechten en zelfbeschikking lijken dan tegenover elkaar te staan.
Zeggen dat mensen uit lokale gemeenschappen het verkeerd zien helpt niet. Sterker nog: sociale cohesie zou weleens beter gediend kunnen zijn door de praktijk van de lokale gemeenschappen, waarin mensen met gewone deugden proberen er het beste van te maken. Van Wonderen en Kapel zien naast zorgen over diversiteit ook optimisme over de veerkracht van de samenleving en de verrijking die verschillen kunnen bieden. Respondenten hebben geen moeite met mensen met een andere achtergrond, zolang hun aantal niet te groot is.
De grote groep uit het midden staat dus best open voor nieuwe invloeden. En ze zitten zelf ook niet stil. De fietsenmaker heeft navolgers: moeders met een huiswerkklas, burgers die gesprekken organiseren of buurtgenoten die ouderen helpen, dragen allemaal hun steentje bij. Deze gewone deugden van mensen uit het midden vormen het cement van de samenleving.
Verhalen
Als we elkaar eens meer over de gewone deugden vertellen en het midden meer een stem geven? Dan wordt het ‘wij’ van de gewone deugden steeds breder zonder tegenstellingen te ontkennen.
Er zijn voorbeelden: Bas Mesters (De Groene Amsterdammer) schrijft over de broederschapsrevolutie, ‘Maatschap Wij’, over mensen die iets veranderen in de samenleving en ‘Mensen van Vandaag’ over mensen en hun bijzondere gebeurtenissen. Zijn er nog meer journalisten, bloggers en vloggers die de middenverhalen willen vertellen? Of politici met een verwante visie? Wie helpt om ze te vinden? Uiteindelijk zijn mensen sociale en morele wezens. Daarom kreeg de fietsenmaker erkenning en waardering. Voor wat hij ‘gewoon’ deed.
Dit is een samenvatting van een lezing door George Gelauff. Als maatschappelijk betrokken onderzoeker denkt hij vanuit zijn religieus-humanistische levensvisie als lid van het Apostolisch Genootschap over de samenleving en de toekomst.