Op het moment dat ik dit schrijf, ben ik in Umbrië, in een schattig huisje in de heuvels net buiten Assisi. Zoals zovele Nederlanders onttrek ik me in de zomer enkele weken aan de werkdruk – kan ik er straks weer lekker tegenaan.
Eind twaalfde eeuw verruilde op deze plek Franciscus zijn leven van playboy en bon vivant, zoon van een vermogend lakenkoopman, voor dat van een broeder, gehuld in lompen. Levend in armoede, in navolging van Christus. Zijn vader probeerde hem nog wanhopig te laten afzien van deze keuze – men ketende hem zelfs een tijdje vast. Geradicaliseerd, zouden we tegenwoordig zeggen. Woorden als ‘roeping’ hebben voor ons immers geen betekenis meer.
Toch merk ik hier hoe ook onze hedendaagse levensstijl een omslag nodig heeft. Umbrië zucht onder een hittegolf, water is op rantsoen, toeristen zijn er nauwelijks. Zoals meerdere landen aan de Europese kant van de Middellandse Zee verdort Italië zienderogen.
Tegelijkertijd zie je in Assisi hoe taai het geloof in onze levensstijl is. In de prachtige verstilde straatjes stikt het van de toeristenwinkels met religieuze kitsch. Ook spiritualiteit is een product – zelfs als er nauwelijks nog kopers zijn.
Franciscus van Assisi predikte liefde en vrede, niet alleen voor mensen, maar vooral ook voor dieren en de natuur. Alles is immers een schepping van God. Is het mogelijk om harmonie tussen mens en natuur te omarmen in een geseculariseerde wereld? Kunnen wij – verslaafd aan verre reizen en dure spullen – nog leven naar waarden als soberheid? Kunnen we het ego overstijgen? Het zijn dringende vragen, want de tijd is schaars.
Dit artikel is exclusief voor abonnees