Home Vooruit blikken met een achteruitkijkspiegel

Vooruit blikken met een achteruitkijkspiegel

Door Natasja André de la Porte op 13 november 2012

01-2001 Filosofie magazine Lees het magazine

Kalm en rationeel omgaan met de overvloed aan nieuwe technologische ontwikkelingen, dat wil cultuurcriticus Neil Postman. Daarom zoekt hij inspiratie in de achttiende eeuw, het rationele tijdvak bij uitstek. Praktisch advies van Ver­lichtingsmensen als Lord Byron en Thomas Paine over de invloed van de computer.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Neil Postman schrijft zijn boeken met een pen omdat hij dat leuk vindt. Hij heeft geen computer en geen e-mail. Hij heeft wel cruisecontrole in zijn auto, maar die gebruikt hij niet. Hij vindt het niet erg om gas te geven. Wie denkt dat cultuurcriticus Neil Postman, auteur van onder meer Wij amuseren onszelf dood en Wij voeden op tot niets tegen techno­logie is, heeft het mis.

'Alleen een idioot kan anti-technologie zijn', aldus de criti­cus, om daar aan toe te voegen: 'Alleen een idioot juicht om elke nieuwe technologie zonder zich eerst af te vragen of die zijn leven zal verbeteren of vergallen.' Het gaat Postman dus om het stellen van kritische vragen. Blijf je dat doen, dan kan je de stortvloed van technologische vernieuwingen in de eenentwintigste eeuw kalm en rationeel tegemoet treden.

Hoe leer je kritische vragen stellen? Wie vooruit wil kijken doet er volgens Postman goed aan in een achteruitkijkspiegel te kijken. Je moet het verleden navorsen op bruikbare en humane ideeën om daarmee de toekomst vorm te geven. Tegelij­kertijd achteruitkijken en vooruitgaan dus. In Denken voor de spiegel richt Postman zich op de achttiende eeuw, de tijd waarin het idee van vooruitgang én de kritiek daarop werden ontwikkeld. Denkers en dichters als Voltaire, Goethe, Hume, Jefferson, Adam Smith en Rousseau hebben in de achttiende eeuw voor een explosie aan nieuwe denkbeelden over de mens en samenleving gezorgd.

De Verlichting is een tijd van sociale en wetenschappelijke revolutie, vormgegeven in krachtige en spitsvondige betogen. Bovenal was het een revolutie in de taal. De denkers van de Verlichting geloofden in de taal. Ze schiet misschien tekort om zekere uitspraken te doen, maar steeds juistere en veri­fieerbare beweringen over bepaalde zaken zijn wel mogelijk. De grondslag daarvan is rationaliteit, en precies dat gaf de denkers van de achttiende eeuw moed en durf om in te gaan tegen de heersende opinies en kerkelijke macht. Die steunden immers op traditie en waren meestal verre van rationeel.

Het is dit geloof in de taal dat volgens Postman noodzakelijk blijft wanneer we ons niet blind willen uitleveren aan welke heersende macht dan ook. De evolutie van de taal tot een exacte, doorwroch­te en betogende taal heeft namelijk de ont­wikkeling van wetenschap en democratie mogelijk gemaakt. Postman stelt vast dat de taal sterk verandert onder invloed van technologie en nieuwe media. Daarom moeten we nodig debat­teren over de invloed van die verandering op de huidige demo­cratie.

De oorspronkelijke titel van zijn nieuwe boek luidt: Building a Bridge to the Eightteenth Century. Postman bouwt die brug door uiteenzettingen van verschillende Verlichtingsideeën af te wisselen met denkbeeldige dialogen met achttiende-eeuwse denkers over de problemen van nu. Postman komt 'in gesprek' met ondermeer Jefferson, Lord Byron en Thomas Paine tot een reeks kritische vragen ten aanzien van de technologie, begin­nend bij 'voor welk probleem vormt deze technologie een oplos­sing?' en eindigend met 'welke veranderingen treden als gevolg van nieuwe technologieën in ons taalgebruik op, en wat wordt daarmee gewonnen of verloren?' Dezelfde vragen brengen hem later in het hoofdstuk over onderwijs tot het voorstel leer­lingen geen les te geven in computervaardigheden, maar ze te onderwijzen over de invloed die de computer op ons zelfbeeld heeft en het verschil tussen computertalen en gewone taal.

In zijn pleidooi voor openbare debatten en een grondige her­zie­ning van het onderwijs, klinkt een grote liefde voor de mens­heid door. Daarentegen is zijn betoog soms erg pragma­tisch. Bijvoorbeeld in het hoofdstuk over verhalen, waarin Postman fel afgeeft op metafysische denkers en een enigszins kille handleiding biedt bij het maken van nieuwe zingevende verhalen door het hervertellen van oude verhalen alsóf je erin gelooft.
Er lijkt mij niks mis met het vertellen van oude verhalen, maar laten we ze in geuren en kleuren vertellen en niet samen­vatten. Laat de door Postman verguisde metafysica en 'diep depressieve deconstructivisten' eveneens spreken. Is het niet om de zin, laat het dan om de poëzie van hun woorden zijn, of om er fiks tegenin te gaan. Ondanks alle kritiek die in de twintigste eeuw op het Verlichtingsdenken is geformuleerd, slaagt Postman er heel goed in de constructieve mogelijkheden van dit denken voor de huidige tijd duidelijk te maken.

Denken voor de spiegel; inspiratie van achttiende-eeuwse filosofen. Neil Postman, vert. Peter Abelsen, uitg. Balans 2000, 240 blz, ¦ 37,50/bef.750.