Home Volksempfinden en democratie

Volksempfinden en democratie

Door Marek van der Jagt op 22 januari 2013

05-2002 Filosofie magazine Lees het magazine

Een democratie die leeft, is als de Kuip die kolkt. En de Kuip die kolkt betekent in praktijk de Coolsingel die wordt afgebroken.’ De democratie is op zijn best een illusie, een illusie waarvan men mag verwachten dat zij de middeleeuwen laat waar ze zitten. In het hoofd. Marek van der Jagt bezingt de lof der saaiheid in de democratie.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


De algemeen aanvaarde wijsheid klinkt altijd sympathiek, niet voor niets is zij algemeen aanvaard, zij doet het goed in het debat, zolang je er niet te lang over nadenkt, en zij is zelden wijs en waar. Anders gezegd, het probleem van het gesundes Volksempfinden is dat het zo ongezond is. Maar net als roken schijnt het erg lekker te zijn. Al zet je op het pakje dat je er dood aan kunt gaan, het helpt nauwelijks.

In Nederland doet zich de interessante, en ironische, situatie voor dat de elite, of wat er van over is, over elkaar heen struikelt om dat Volksempfinden te verwoorden. Hadden we maar eerder ons oor te luisteren gelegd bij de man in de straat, want hij had ons al jaren geleden, in de pauze van het voetballen, kunnen uitleggen wat er allemaal mis is in Nederland. Om voor racist te worden uitgemaakt is niet leuk, voor nazi evenmin, maar nog erger dan dat is het om elitair te worden genoemd, waar het bijvoeglijke naamwoord ‘zelfgenoegzaam’ niet eens meer aan toe hoeft te worden gevoegd. Iedereen weet dat de elite zelfgenoegzaam is, incestueus, in één woord: eng.
 

Lezersonderzoek

Waarom zijn columnisten, commentatoren en denkers zich gaan gedragen alsof ze politici zijn die de gunst van de kiezer moeten verwerven? Wellicht hebben ze boeken geschreven die ze moeten verkopen, tegenwoordig hebben denkers ook hypotheken, en ze weten, daar zijn het denkers voor, dat de lezer aan één ding een nog grotere hekel heeft dan aan slecht geschreven boeken: boeken geschreven door onsympathieke personen, wat in praktijk neerkomt op ongevoelige, koude en kille personen. De lezer – en de kiezer –  wil zich warmen. En de denker, die als het erom gaat slaaf van het publiek te spelen in een aardige traditie staat, gaat een vuurtje stoken om de kiezer, de lezer, de kijker te warmen. Hier en daar wordt iets gesloopt, maar dat deden ze in de hongerwinter ook om het vuur brandende te houden, en het is nog net geen hongerwinter in Nederland, maar het scheelt niet veel. 

Een andere mogelijkheid is dat de hoofdredacteur tegen de denker heeft gezegd: “Lezersonderzoek heeft uitgewezen dat je door 2% van de vrouwelijke en 6% van de mannelijke lezers wordt gelezen. Als dat zo doorgaat, ga ik die column van je killen. Dan zet ik je op de sportpagina, want daar hebben we deze zomer nog een gaatje over.”

De denker wil wel graag bij het gewone volk horen, en door hen bejubeld worden, maar de sportpagina is hem toch iets te gewoon. Dus doet hij ijverig zijn best bij het volgende lezersonderzoek beter uit de bus te komen. Ik zou deze ziekte de kijkcijferziekte willen noemen. De denker vraagt zich tijdens het denken af, gebruik ik een woord dat men niet kent, verwijs ik naar een gebeurtenis waar men nog nooit van gehoord heeft, pakweg van voor 1995. Heeft lezersonderzoek niet uitgewezen dat de lezers de Tweede Wereldoorlog veel té jaren negentig vinden, net als Bill Clinton en de Nasdaq. Een andere oorlog a.u.b.
 
De kijkcijferziekte is een typisch democratische ziekte, al was het maar omdat ze net als de democratie uitgaat van de macht van het getal. In een discussie zullen weldenkende mensen de macht van het getal zelden een overtuigend argument vinden en toch hebben diezelfde mensen de ijdele hoop dat het democratische proces die macht zuivert en transformeert in een triomf van de rede.

Als wij democratie zouden vertrouwen, zouden we misschien ook tot de conclusie moeten komen dat een boek dat 100.000 keer wordt verkocht literatuur is, en een boek dat 56 keer wordt verkocht niet. Het heeft de kiesdrempel niet gehaald.

De verkoop van boeken, frisdrank en democratische politici is een kwestie van marketing, van suggestie, illusie, genegenheid, van het bespelen en opwekken van gevoel. Met de rede heeft dit allemaal niets te maken. Succesvolle marketing vereist een cynisch mensbeeld, misschien moet ik zeggen, een realistisch mensbeeld. Manipulatie van de democratische massa is niet echt een verheffende bezigheid. De waarheid is vaak collateral damage bij dit proces. Er zijn nogal wat waarheden die de massa niet wil horen. Geen politicus die als politicus wil overleven zal zich hieraan kunnen onttrekken.
 

Coca-Cola

De middeleeuwen mogen voorbij zijn, maar de geest van die middeleeuwen hangt nog in vele landen, niet alleen in het Afghanistan van in het inmiddels omvergeworpen Taliban-regime. Het is een illusie dat het Westen ongevoelig zou zijn voor deze geest. Integendeel, wie rond de verkiezingen in Nederland zijn neus uit het raam stak, kon, als hij over enige verbeeldingskracht beschikte, de geur van verbrande heksen opsnuiven. Het creëren van een vijandbeeld is een effectief marketinginstrument. Coca-Cola heeft een vijand die wil dat wij geen Coca-Cola meer drinken. Wij drinken Coca-Cola, dus zijn wij bedreigd. Wij moeten nu nog meer Coca-Cola drinken, want wij zijn wat we drinken, en coke drinken is een daad van verzet. De massa de illusie geven dat zij bedreigd wordt, is als het kneden van deeg. Nadat het flink gekneed is en gerezen, kan het zo de oven in. Als de massa ervan doordrongen is dat de vijand op de stoep staat, of dat het paard van Troje binnen is gehaald, kan ook zij zo de democratische oven in.

Zo nestelen zich onware waarheden in het collectieve bewustzijn waar zelfs, tot mijn verbazing, weldenkende mensen gevoelig voor blijken te zijn. Misschien in de vrees om koud, en kil over te komen, of uit angst ontmaskerd te worden als buitenstaander, als iemand die met de vijand heult. “Wie niet voor ons is, is tegen ons”, is niet langer een retorische zinswending van een president, maar een doorleefde waarheid van de massa, die bij gebrek aan enig gemeenschappelijk ideaal, aan enig gemeenschappelijke ambitie – misschien wel aan enige ambitie überhaupt – moet leven met het substituut van een ideaal: een vijandbeeld.

Het woord ‘democratie’ heeft in onze cultuur een heilige klank. Net als liefde en vrede. Je hebt mensen die democraten zijn en je hebt mensen die dat niet zijn, en dat zijn eigenlijk geen mensen meer. Democratie is ons Jeruzalem. Als het Nederlandse volk was gevraagd of de honden van de heer Fortuyn democratische honden zijn, dan had men daar de tweede week van mei met een overweldigende meerderheid van stemmen “ja” op geantwoord.
 
Wim T. Schippers haalde het wereldnieuws door een toneelstuk op te voeren met uitsluitend honden, Going to the Dogs. Wij hadden Schippers kunnen overtreffen, door twee honden aan te wijzen als onze Minister-President. Een daad waarmee het Nederlandse volk de eerste overwinning van de rede in deze eeuw had kunnen bewerkstelligen. Hierdoor had het volk aan kunnen geven dat het bereid is zijn eigen zotheid onder ogen te zien, en ook bereid is te erkennen dat democratie een illusie is die alleen kan functioneren als zij niet te serieus wordt genomen. Een overwinning op de duisternis zou dat geweest zijn.

De Nederlandse kiezer doet mij denken aan een man die naar de hoeren gaat en na afloop teleurgesteld is dat hij geen liefde heeft gekregen, alleen seks. En dan ook nog op een stinkend bed. Uit woede steekt hij de hoer neer. In naam van de liefde, de vrede en de democratie. De onvrede die heerst is rancune, en de rancune is, als zo vaak, angst en onzekerheid. Die weer te wijten zijn aan gebrek aan ambitie en gebrek aan een gemeenschappelijk ideaal. Hiermee bedoel ik niets hoogstaands. Dat ideaal zou kunnen zijn, zou moeten zijn, het vergaren van meer geld, het verkrijgen van een betere positie in de maatschappij. Een materiële wellust, in de hoop dat je kinderen, als je die er onverhoopt op na mocht houden, het beter hebben dan jij.

Romantisch is dit niet, egoïstisch waarschijnlijk ook, maar vele malen te verkiezen boven welk vijandbeeld dan ook. En om dit ideaal na te streven hoef je zelf niet eens de taal te spreken van het land waar je woont.
 

Romantiek

Hoe ironisch dat juist dit ideaal de afgelopen jaren met kracht steeds weer is aangevallen, omdat het de beschaving zou vernietigen, omdat het niet hoogstaand genoeg zou zijn, te kapitalistisch. Nu weten we wat wel hoogstaand genoeg is: het verbranden van heksen. En laat daar geen misverstand over bestaan, dezelfde massa die nu beweert dat Nederland vol is, is morgen bereid de ramen van Albert Heijn in te slaan, omdat Ahold kleine, lieve grutters van de markt heeft gedrukt.

Zij die, met recht van spreken, naar islamitisch fundamentalisme uithalen, zijn straks bereid, net als veel burgers in Arabische landen nu, Amerikaanse producten te boycotten, om de eigen identiteit hoog te houden, of om wat voor reden dan ook. Zij lijken erg op wat zij bestrijden, de middeleeuwen wonen in het hoofd.

Een democratie die leeft, is als de Kuip die kolkt. En de Kuip die kolkt betekent in praktijk de Coolsingel die wordt afgebroken. Wat je van de illusie die democratie heet (dat is democratie op haar best, op haar slechtst is zij puur en kwaadaardig bedrog) mag verwachten is dat zij de middeleeuwen laat waar ze zitten. In het hoofd. De latente xenofobie, die te beluisteren is in menig café, op menig kantoor, in menig voetbalkantine, kan vermoedelijk niet worden bestreden. Je mag hopen dat die rancune, die kwaadaardige cocktail van mythes, leugens en halve waarheden niet gebruikt wordt door politici als een instrument om eigen doeleinden mee te bereiken. De Tweede Wereldoorlog heeft ons met een aantal taboes opgezadeld. Sommige van die taboes zijn nuttig, andere minder. Ze zullen vanzelf verdwijnen. De geschiedenis is onbarmhartig. Een van de meer nuttige taboes is het taboe op de persoonlijkheidscultus, die altijd op zal duiken zodra politiek geromantiseerd wordt. Joschka Fischer, de Duitse minister van buitenlandse zaken, ex-marxist en een begenadigd spreker, had het talent, de capaciteit en de wilskracht gehad om het Duitse electoraat in vuur en vlam te zetten. Om de politiek en zichzelf, zijn biografie leent zich daar uitstekend toe, te romantiseren. Laten we voor een keer uitgaan van het beste in de mens en veronderstellen dat hij dit niet deed omdat hij het electoraat wantrouwde. Een wantrouwen dat gebaseerd is op het besef dat als de romantiek de politiek binnen komt geslopen, het electoraat ontembaar wordt. De middeleeuwen die zich eerst alleen nog in het hoofd bevonden, spuiten naar buiten, want eindelijk zegt iemand wat wij allemaal denken. Wat opmerkelijk dat Nederland de romantiek vond op die ene plek waar je haar nou juist niet moet zoeken.