‘Ik ga zijn kritiek het meeste missen’, aldus estheticus Thijs Lijster over het werk van de Amerikaanse kunstcriticus en filosoof Arthur Danto. ‘Hij was namelijk vooral scherp als hij filosofische analyses over de kunst maakte.’ Danto overleed afgelopen weekend, 25 oktober 2013, op 89-jarige leeftijd.
Volgens Lijster zal het verlies van Danto voornamelijk in de kunstkritiek als een gemis worden beschouwd. ‘De laatste jaren was hij als filosoof wat minder actief, maar tot 2009 was hij nog bezig als kunstcriticus.’ Danto’s belangrijkste ideeën waren zijn these over de ononderscheidbaarheid van kunst en niet-kunst en zijn these over het einde van de kunst.
‘De ononderscheidbaarheidsthese houdt in dat een kunstwerk niet langer is te onderscheiden van een gebruiksvoorwerp.’ De Brillo Box van Andy Warhol is hiervan een voorbeeld: een dagelijks object dat plots tot kunst verheven werd. ‘Kunst is kunst in een museum, maar niet daarbuiten. Waarom? Het enige dat het kunstwerk scheidt is de theorie die erachter ligt – of de filosofie, zo zou je kunnen zeggen. Daarom betrekt Danto ook altijd de filosofie bij de kunst. Zo wordt kunst zelf filosofie.’
‘Op basis van popart zoals de Brillo Box kwam volgens Danto de kunstgeschiedenis ten einde. Door popart valt kunst niet langer op omdat het mooi is, of anderszins veel indruk maakt. Het gaat veel eerder om het bewustzijn wat kunst in feite is. Sterker nog: omdat de Brillo Box op geen enkele manier meer te onderscheiden is van een dagelijks gebruiksvoorwerp, en alleen nog de theorie erachter beslissend is, is de kunst tot een volledig zelfbewustzijn gekomen – en zodoende tot haar einde. Want zodra de kunst zelfinzicht krijgt, is er geen historische ontwikkeling richting dit zelfbewustzijn meer. De geschiedenis van de kunst is voltooid. Natuurlijk wordt er nog wel kunst gemaakt, maar dat zal niet meer bijdragen tot ons denken over kunst dan de Brillo Box.’
Een opvallend probleem dat Lijster bij Danto ondervond, was de onderbelichting van de sociale factor van kunst. ‘Hij houdt de kunstontwikkeling los van de maatschappelijke functie. Kunst blijft een interne aangelegenheid. Het is een spel tussen kunstenaars in plaats van een deel van de samenleving. Dat is iets wat in zijn kunstkritiek impliciet naar voren komt, maar in zijn filosofie onderbelicht blijft. En dat zal nu helaas zo blijven.’