Home Vijf slogans voor het nieuwe engagement

Vijf slogans voor het nieuwe engagement

Door Karen Vintges op 19 maart 2013

01-2004 Filosofie magazine Lees het magazine
‘Het oude engagement is dood, leve het nieuwe engagement!’ Sociaal en politiek filosofe Karen Vintges betreurt het bepaald niet dat het oude en ideologische engagement verdwenen is. Want ze ziet dat zich een nieuw engagement heeft uitgekristalliseerd dat niet meer uitgaat van een blauwdruk over de ideale samenleving, maar op kleine schaal probeert de wereld te verbeteren. Bijvoorbeeld door ‘zoiets simpels als het uitlenen van een sofi-nummer aan een asielzoeker.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Kunt u dat in een paar zinnen samenvatten?’ Iedereen die wel eens wat doet in ‘de media’ weet wat er van je verwacht wordt: niet te moeilijk doen maar soundbites produceren, snel, pakkend en to the point. Al twintig jaar geleden signaleerde de Franse filosoof Michel Foucault dat filosofie in toenemende mate een ‘item’ werd voor de media, een proces dat met zich meebracht dat filosofische boeken en problemen steeds meer tot slagzinnen werden gereduceerd. Het duurde vijftien jaar voordat mijn eerste boek over de waanzin tot een slogan was teruggebracht, zei hij; mijn laatste boek kostte het slechts drie weken. Maar dit houdt dus des te meer verantwoordelijkheid in voor mensen die schrijven, zo voegde hij eraan toe. Het houdt de verantwoordelijkheid in om je werk ook buiten de academische wereld zelf zo goed mogelijk te presenteren.
Niet alleen met deze analyse maar ook met zijn denkbeelden over macht en politiek was Foucault zijn tijd vooruit. Die denkbeelden vormen voor mij de inspiratiebron voor mijn betoog over ‘De terugkeer van het engagement’ dat ik hieronder presenteer in de vorm van vijf slogans mét een toelichting, om een te sterke ‘verdunning’ van filosofische problemen te vermijden.

Eerste slogan: de vorm van het nieuwe engagement is het ethisch-spirituele leven

Het oude engagement is dood, leve het nieuwe engagement! Het gaat niet goed met het engagement, zo horen we overal. Maar het is een heel bepaald soort engagement waar het niet goed mee gaat, namelijk het oude type ideologisch engagement dat dogma’s wilde opleggen. Inderdaad zijn allerlei ismes vandaag op sterven na dood. Maar intussen heeft zich al een nieuw type engagement uitgekristalliseerd en het wordt tijd dat het als zodanig benoemd gaat worden. Maar wat is dan dat nieuwe engagement?

 

We zien dat veel mensen nu proberen om in hun eigen leven daadwerkelijk iets zinnigs te doen voor anderen. En dan gaat het om hele praktische dingen zoals het ondersteunen van groepen mensen in de Derde Wereld door het sturen van geld en goederen, het helpen opzetten van projecten in de Derde Wereld, het organiseren van interculturele contacten en uitwisselingen, het actief zijn in vluchtelingenwerk, het helpen versterken van de sociale cohesie in de buurt – bijvoorbeeld door het organiseren van moskeebezoek, het aan werk of scholing helpen van kansarmen – bijvoorbeeld door zoiets simpels als het uitlenen van een sofi-nummer aan een asielzoeker, enzovoort. Als we nu proberen dit nieuwe engagement te typeren dan kunnen we ten eerste stellen dat het eigenlijk vooral een bepaalde houding betreft. Om die houding nader te schetsen maak ik zoals gezegd gebruik van de denkbeelden van Foucault over politiek en ethiek, met name van de ideeën die hij in zijn late werk daarover ontwikkelde.Foucault was bekend om zijn analyse van de moderne westerse maatschappij als een behoorlijk gesloten inrichting waarin mensen van de wieg tot het graf worden (be)geleid zonder dat er nog van veel vrijheden sprake is. Hij dichtte daarbij een belangrijke rol toe aan de wat hij noemde ‘mens’-wetenschappen: zij monitoren, testen en bewaken de populatie, zij beslissen wie moet worden gescreend of opgevoed en ja dan nee medicijnen of therapie moet krijgen. Uit naam van de rede is – sinds ruwweg 1800 – een ‘biopolitiek’ raster over het hele leven van de westerse mens gelegd, aldus Foucault. Het zo geroemde vrije individu van de moderne westerse maatschappij is in feite een onderdaan die gecontroleerd wordt en die zijn leven via voorgebaande paden – vooral die van consument en cliënt – dient te leiden.

‘Want ziet hoe rijk het leven is
Ze zien de televisiequiz
En leven in betonnen dozen’

zong Wim Sonneveld over het dorp met het tuinpad van zijn vader dat gemoderniseerd was geraakt.

‘Met flink veel glas dan kun je zien,
hoe of het bankstel staat bij Mien’

Foucault zette de moderne maatschappij neer als een alziend – panoptisch – systeem van toezicht. Maar dit bood een al te eenzijdig deprimerende visie op wie wij zijn, wij moderne mensen. Deze visie corrigeerde hij dan ook in later werk door weer over vrijheid te spreken. Er kan veel meer gebeuren achter het glas dan alleen maar consumptie en aanpassing, zo stelt hij dan. Moderniteit houdt namelijk ook iets anders in en wel een bepaalde houding.

Het lijkt vreemd om ter typering van die houding naar de klassieke oudheid te verwijzen maar toch is dat precies wat Foucault doet. In de klassieke tijd treffen we een soort ethiek aan die erop neerkwam dat men heel gericht zijn dagelijks handelen trachtte te stileren. Er bestonden ethische vocabulaires die de middelen aanreikten om je in vrijheid vorm te geven, in een eigen interpretatie van de morele regels of ‘codes’ die er waren. Vandaar dat we kunnen spreken van vrijheidspraktijken, aldus Foucault. Voor zover het niet ging om een toepassing van algemene morele regels maar om een ontwerp kunnen we de ethische zelf-schepping vergelijken met de creatie van een kunstwerk. En daarbij werd gebruik gemaakt van in de cultuur voorhanden schema’s en instrumenten, met name van allerlei soorten ‘zelftechnieken’ of ‘spirituele oefeningen’.

 

Foucault spreekt in dit verband – in navolging van de classicus Pierre Hadot – van spiritualiteit, niet om een oriëntatie op bovenwereldse zaken aan te duiden maar om aan te geven dat de ethische zelfschepping niet alleen het denken maar ook hart, lichaam en ziel omvat en dus niet alleen uit woorden maar ook uit daden bestaat. Deze houding nu van ethisch-spirituele zelfcreatie vinden we ook (deels) verwoord door de filosoof Kant en door de dichter Baudelaire, die het zo zei: de moderne mens is de mens die zichzelf uitvindt.
Het is dit besef dat wij verantwoordelijk zijn voor wie wij zijn, dat een ander, vaak ondergesneeuwd, geluid vormt van de moderniteit. Het is ondergesneeuwd omdat het maar al te vaak wordt overruled door bestaande instituties en praktijken die de ethisch-spirituele zelfschepping inzetten ter perfectionering van de rollen van consument en cliënt in plaats van als kritiek daarop. Een goed voorbeeld daarvan is de hedendaagse filosofie van de levenskunst die, als ze niet uitkijkt, onder andere door de media tot een zoveelste consumptieartikel voor de westerse consument wordt gemaakt.De echte moderne houding is ingekapseld geraakt en we moeten haar weer versterken, zo stelt Foucault voor. We moeten weer modern zijn zegt hij dus, en met een verwijzing naar de oude Grieken, Kant en Baudelaire, heeft hij het dan over een specifieke levenshouding: de houding namelijk van een besef van ethisch-spirituele zelfcreatie, van het zelf op ons nemen van bepaalde waarden. Zo komt een houding van engagement naar voren die het besef inhoudt dat wij moderne mensen zelf verantwoordelijk zijn voor wie wij zijn. Dit besef staat haaks op een geloof in vaste – al dan niet op de rede geënte – waarheden en ismes, en het houdt een kritische distantie in jegens voorgebaande paden. ‘Echte’ moderniteit komt juist neer op een besef van vrijheid en dus van verantwoordelijkheid voor wie wij daadwerkelijk – willen – zijn.

Maar vrijheid en verantwoordelijkheid zijn op zich nog lege vormen. Welke inhoud gaat er samen met het door ons gesignaleerde nieuwe engagement? Weer grijp ik terug op de late Foucault voor ‘het moderne’ antwoord op deze vraag.

Tweede slogan: de inhoud van het nieuwe engagement is het ethisch spirituele leven voor allen

Vorm en inhoud van het nieuwe engagement hangen met elkaar samen. De vorm van het engagement is het ethisch-spirituele leven en de inhoud ervan is het streven naar toegang tot het ethisch-spirituele leven voor iedereen.De klassieke ethiek was geënt op een meester-slaafdenken en sloot slaven, vrouwen en kinderen uit van het ethisch-spirituele leven. Foucault noemt dit een disgusting element van de antieke ethiek. Hem ging het vooral om het type zelfstandige ethiek van de Oudheid dat volgens hem veruit te prefereren is boven het soort moraal dat bestaat uit het opleggen van regels of ‘codes’ die men moet gehoorzamen. Daaraan koppelt hij een afwijzing van elk soort overheersing en de stelling dat vrijheidspraktijken voor iedereen toegankelijk moeten zijn. ‘Waarom zou niet ieders leven een kunstwerk kunnen zijn?’ zo vraagt hij retorisch.
Met een verwijzing naar dit denken van Foucault kunnen we stellen: de inhoud van het nieuwe engagement is ‘vrijheidspraktijken voor allen’. Daarbij gaat het specifieker gezegd om de mogelijkheid om je eigen leven zelf ethisch-spiritueel vorm te geven. Ethisch(-spiritueel) omdat het draait om je handelen hier en nu in relatie tot de medemens, (ethisch-) spiritueel omdat het gaat om je hele leven, en zelf vormgeven omdat het erom gaat, in een eigen interpretatie van de morele codes, je eigen leven praktisch te kunnen inrichten, wat dus ook de sociale vrijheid vergt om dit te kunnen doen.

Derde slogan: het nieuwe engagement is cross-cultureel

Vorm en inhoud van het nieuwe engagement zijn cross-cultureel. In alle culturen is het idee van ethisch-spirituele zelfcreatie te vinden, mits we ook naar religies kijken. Alle religies kennen stromingen waarin een ethisch-spiritueel individualisme valt aan te treffen. Steeds gaat het dan over het op eigen verantwoordelijkheid ethisch vormgeven aan het dagelijks leven. Dat zie je ook in Aziatische en Afrikaanse religies. Met betrekking tot Afrikaanse tradities zijn er geen schriftelijke bronnen maar alleen orale overleveringen. Maar steeds komen we allerlei concepten tegen van persoonlijkheid, existentiële keuzes en individuele levensplannen.Ook de islam kent stromingen waarin het zelf interpreteren van de koran en het zelf vormgeven aan het geloof in het eigen leven centraal staan. Een voorbeeld is het soefisme dat wereldwijd wordt aangehangen door veertig miljoen moslims. Het soefisme roept op tot een ethisch-spiritueel individualisme in de vorm van een verantwoordelijkheid voor het eigen handelen en ook vrouwen roept het daartoe op (de stichteres van het soefisme was ook een vrouw).

De Egyptische hoogleraar Nasr Abu Zayd, die van de universiteit in zijn land werd verbannen wegens zijn stellingname voor het soefisme, zegt het zo in Mijn leven met de islam: ‘Er is een verschil of men een tekst als religieuze autoriteit erkent en zijn beschavende functie onderstreept of hem als dé autoriteit bij uitstek voor alle levensvragen beschouwt. .. [In het laatste geval] verliest de koran echter iets wezenlijks, namelijk zijn specifiek religieuze, spirituele en in een algemene zin ethische dimensie.’ ‘Als ik terugdenk aan mijn dorp ¼[lag] voor ons de kern van de religie in de handelingen van de mens.’ En dat handelen is geënt op een persoonlijke interpretatie en een persoonlijke relatie tot God: ‘De menselijke kennis van God is noodzakelijkerwijs subjectief, maar daardoor tevens dynamisch en verschillend van mens tot mens.’

Het soefisme kent dus de ‘moderne’ houding van besef van ethisch-spirituele zelfschepping, en ook het ideaal van een ethisch-spiritueel leven voor allen – vrouwen inbegrepen. Ook tolerantie jegens andere religies was van meet af aan onderdeel van deze traditie die nu ook wereldwijd door moslims weer wordt opgenomen en geherinterpreteerd als het moderne geluid van de islam. Ook Abu Zayd verwijst naar het soefisme waar hij stelt dat de islamitische traditie ‘op moderne wijze’ kan worden voortgezet.

Religie en moderniteit staan kortom niet haaks op elkaar. Religies gaan uit van een Waarheid of een Bron, maar het maakt alles uit of ze die als vaste waarheid willen opleggen (fundamentalisme) of die beschouwen als iets waaruit mensen op eigen verantwoordelijkheid inspiratie putten om hun leven vorm te geven. Zo zien we dat moderniteit niet samenvalt met de westerse cultuur en dat het streven naar ‘vrijheidspraktijken voor allen’ neerkomt op het steunen en uitbouwen van in alle culturen aanwezige aanzetten daartoe. De concrete voorbeelden van het nieuwe engagement die we eerder aanhaalden bestaan ook veelal uit zo’n cross-culturele samenwerking en zijn niet te kwalificeren als een soort charitatief eenrichtingsverkeer. Het nieuwe engagement neemt dus de vorm aan van een cross-culturele coalitie van al diegenen die strijden tegen fundamentalisme en overheersing, en voor de toegang van mensen tot het ethisch-spirituele leven.

Het gaat bij het streven naar vrijheidspraktijken voor allen dus niet om het exporteren van de westerse cultuur. Ten eerste is dit niet zo omdat ook alle religies dit ‘moderne’ geluid kennen. En ten tweede geldt juist ook voor de westerse cultuur dat vrijheidspraktijken worden overruled door een bepaald soort fundamentalisme. De rollen van consument en cliënt worden bijna dwingend aan iedereen opgelegd en daarbij wordt ook nog eens geclaimd dat de westerse cultuur wereldwijd superieur want ‘het meest rationeel’ is, reden waarom zij ook aan andere culturen moet worden opgelegd. En we hoeven niet alleen te denken aan de internationale politiek van dit moment: ook in Nederland voert dit fundamentalisme momenteel de boventoon.

Vierde slogan: Het moderne engagement ‘werkt aan de grenzen’

De hedendaagse filosofie kenmerkt zich door een sterke relativering van de idee dat men de Waarheid in pacht kan hebben. Dit is het resultaat van de zogenaamde ‘linguistic turn’ die zich sinds de tweede helft van de vorige eeuw in wetenschapsfilosofie, metafysica en sociale en politieke filosofie heeft doorgezet. We denken altijd in taal en niemand kan daarbuiten treden en de ‘echte’ werkelijkheid zien. En elk ‘groot verhaal’ dat een waarheid claimt komt in feite neer op een ongebreidelde ‘wil tot macht’ zo voegde het postmodernisme daar nog aan toe.En inderdaad hebben alle catastrofes van de vorige eeuw zich voltrokken uit naam van de Waarheid. We hoeven niet rouwig te zijn om de teloorgang van dit oude type ideologieën. Het is eerder omgekeerd zo dat het verlies van kant en klare waarheden aangaande ‘het rijk van de vrijheid’ een grote winst is. In plaats van het top down implementeren van blauwdrukken gaat een modern engagement uit van een permanent ‘werken aan de grenzen’ van het bestaande. Dit is geen puur pragmatische houding want vanuit het normatieve perspectief van vrijheidspraktijken voor allen werk je ergens naar toe. Maar dit doe je in aansluiting op bestaande praktijken en instituties. Van binnenuit en ‘bottom up’ dus, en dan zie je ook pas hoe veel er te doen is.

We kunnen niet anders doen dan wat de filosoof Popper noemde ‘piecemeal engineering’ in een proces van ‘trial and error’: al doende steeds bedenken wat de volgende stap moet zijn en dit alles zo nodig weer bijstellen. Vrijheid is geen einddoel maar altijd ‘werk in uitvoering’ zo kunnen we dit samenvatten.Werken aan de grenzen van de bestaande instituties en culturele praktijken is de aanpak van het nieuwe engagement.

Vijfde slogan: het nieuwe engagement streeft naar radicale democratie

Het westerse liberalisme vat zichzelf op als de erfgenaam van de westerse Verlichting of De Moderniteit en claimt wereldwijde vooruitgang te brengen via de Rede. Namens die rede nu zet het een rem op elke omvorming van de bestaande liberale instituties van markt en staat. Zij zouden in principe de meest rationele organisatievormen zijn voor grote samenlevingen. Maar wanneer we moderniteit niet opvatten als vooruitgang via de rede maar als de moderne houding van het besef en het nastreven van eigen ethisch-spirituele verantwoordelijkheid voor wie wij – willen – zijn, komt juist de noodzaak naar voren om de westerse liberale instituties van markt en staat zoals we die kennen van binnenuit om te vormen in de richting van ‘echte’ democratie. Het gaat er dan in feite om de westerse democratie aan haar eigen woord te houden (demos= volk, kratein= heersen oftewel ‘power to the people’). Echt modern zijn houdt in werken in de richting van wat radendemocratie en associatieve democratie ook voorstaan: meer zeggenschap voor mensen op zoveel mogelijk terreinen van hun leven. En dit streven valt niet per se samen met de huidige westerse instituties.Als je op één dag gemaand wordt om je paspoort te verlengen, de meterstanden van gas en licht door te geven, je zoontje te overhoren, weer zoveel nieuwe regels in je werk te implementeren, en op het nieuws van de plannen hoort om via vingerafdruk en gelaatsscan biometrische eigenschappen op te nemen in het paspoort, vraag je je wel eens met schrik af op welk punt kwantiteit gaat omslaan in kwaliteit. Het steeds meer op- en indringen van top-downreguleringen lijkt meer mensen de keel uit te gaan hangen, nu we weer een roep zien om de privé-sfeer te versterken tegenover de publieke sector. Maar als je in aanmerking neemt hoezeer vorm en inhoud van die privé-sfeer zelf van meet af aan al inzet zijn van normatieve regulering wordt duidelijk dat dit niet echt zal helpen. Alleen meer zeggenschap in de publieke sfeer kan op den duur het antwoord zijn.

Met dank aan mijn studenten van de werkgroepen Kritische maatschappijtheorie en Democracy and Diversity aan de Universiteit van Amsterdam die mij hielpen om het korter te kunnen zeggen.

Karen Vintges is universitair docent sociale en politieke filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. Zij schreef De terugkeer van het engagement, uitg. Boom, Amsterdam 2003, 122 blz., € 13,50

Verder lezen over modern engagement: De kunst gewoon te leven, door M. Huijer, uitg. Boom, Amsterdam 1996. Technocratie en onbehagen, door H. Zwart, uitg. Sun, Nijmegen 1995. En: Breekbare vrijheid: de politieke ethiek van de zorg voor zichzelf, Michel Foucault, red. A. Halsema/N. Helsloot, uitg. Krisis/Parrèsia, Amsterdam 1995 (vooral ‘Kan ik “mijzelf” scheppen? Naar een ethiek van de vrijheid: de wending in het late werk van Michel Foucault.’, door L.ten Kate/H. Manschot)