Home Uit het nieuws: auto-euthanasie

Uit het nieuws: auto-euthanasie

Door Johan van de Werken op 20 juni 2007

06-2007 Filosofie magazine Lees het magazine

Psychiater-psychotherapeut Boudewijn Chabot onderzocht het schimmige gebied tussen euthanasie en zelfdoding en concludeert dat ‘auto-euthanasie’ veel vaker voorkomt dan werd aangenomen. Verpleeghuisarts Bert Keizer voelt zich ‘enorm gesteund’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.



‘Ik heb mij al spoedig gebruikt gevoeld’, schrijft Chabot in zijn dissertatie Auto-euthanasie. Verborgen stervenswegen in gesprek met naasten over de manier waarop zijn naam in 1994 werd verbonden aan een arrest van de Hoge Raad. De Raad oordeelde toen dat Chabot schuldig was aan hulp bij zelfdoding – hij schreef een dodelijke hoeveelheid medicijnen voor aan een levensmoede vrouw – maar legde geen straf op omdat hij zorgvuldig zou hebben gehandeld. ‘Dat arrest werd in de jaren negentig als banier geheven in de strijd voor meer autonomie rond het levenseinde. (…) Zeggen dat ik “Chabot” niet ben, dat ik even huiverig en ambivalent als anderen sta tegenover mensen zonder dodelijke ziekte die zich het leven benemen in overleg met naasten, komt voor- én tegenstanders slecht uit in hun polariserende discussies op het marktplein.’ Inmiddels dertien jaar ouder en wijzer blikt Chabot nog eenmaal terug op deze zaak: ‘De vrouw zou ik er nu op wijzen hoe zij in eigen beheer zou kunnen sterven zonder de hulp van een arts. Maar als medicus én als burger wist ik daar destijds niets van.’

Onder het nieuwe begrip ‘auto-euthanasie’ verstaat Chabot twee manieren om op een niet-verminkende wijze en in overleg met dierbaren het leven te beëindigen. ‘De ene manier is bewust stoppen met eten en drinken – ten dode vasten en dorsten – en de andere manier is de slaapmiddelenmethode: het slikken van een overdosis slaapmiddelen in combinatie met een dodelijk medicijn, waardoor je in een coma raakt en daarna overlijdt. Het essentiële verschil met euthanasie is dat daar de arts een dodelijke handeling verricht. Daar is bij auto-euthanasie geen sprake van. Bij zelfmoord wordt er meestal een verminkende methode gebruikt en was er geen gesprek gaande met een naaste over het voornemen het leven te beëindigen.’ Chabot zocht via een grote steekproef uit de Nederlandse bevolking contact met nabestaanden van mensen die zelf de regie voerden over hun levenseinde en kon aan de hand daarvan tot een frequentie-schatting komen. ‘Stoppen met eten en drinken komt bijna drieduizend keer per jaar in Nederland voor en de “slaapmiddelenmethode” ongeveer zestienhonderd keer per jaar. Deze aantallen krijgen pas betekenis als je ze afzet tegen de officiële Nederlandse euthanasie-cijfers: 2500 keer per jaar.’

Goede dood
Filosoof, publicist en verpleeghuisarts Bert Keizer prijst het onderzoek van Chabot om zijn ‘bijna filosofische grondigheid’. ‘Er worden vragen gesteld die normaal niet over euthanasie gesteld worden, zoals “Wat is een goede dood?”‘

De term ‘goede dood’ is een contradictie, meent Chabot. ‘De dood is nooit goed. De term is ontstaan in debatten waarin gezegd werd dat zelfdoding altijd verkeerd zou zijn. Ik ben het daar niet mee eens. Voor iemand die lijdt onder een ernstige ziekte en zijn leven als voltooid beschouwd, kan zelfdoding een stuk minder slecht zijn dan verder te moeten leven met die situatie. De term “een goede dood” is een overdrijving van de minst kwade dood voor iemand op een bepaald moment van zijn leven. Sommige mensen zien de “slaapmiddelenmethode”als equivalent van wat ik “verminkende zelfdoding” noem. Men ziet over het hoofd dat er een substantieel aantal mensen in nauw overleg met de naasten kiest voor de dood, en vaak samen de benodigde medicijnen “opsparen”. Dit lijkt op euthanasie, met dit verschil dat het dodelijke middel niet door een arts is overhandigd. Zij die dit als zelfmoord beschouwen lijken te suggereren dat het feit dat er geen dokter bij het sterfbed aanwezig is, maakt dat het een verkeerde dood is. De criteria waarmee ik de verkeerde zelfdoding afbaken van de “goede” zelfdoding, zijn respectievelijk of de methode al dan niet verminkend en in gesprek met naasten verloopt.’

Volgens Chabot zijn de regels voor doktershulp rondom het sterven weliswaar onmisbaar, maar belemmeren deze tevens artsen in de spreekkamer om samen met de patiënt te zoeken naar wat deze als de minst kwade dood beschouwt. Daarbij moet de arts vanzelfsprekend zijn eigen grenzen bewaken. ‘Artsen vragen zich vaak af “Mag ik informatie over dodelijke middelen geven?” en kunnen niet meer onbevangen openstaan voor de doodswens van patiënten, zonder dat ze de hete adem van justitie in hun nek voelen.’ Keizer beaamt dit. ‘Ik ben wel eens betrokken geweest bij een situatie waar iemand stopte met eten en drinken omdat de dokter euthanasie weigerde. Als man van de praktijk voel ik me enorm gesteund en kalm om een advies uit te brengen aan zo iemand. Op grond van het werk van Chabot durf je tegen zo iemand te zeggen: “Doe het maar, maar denk erom dat je op die en die dingen let”. Zo heb ik ook twee keer meegewerkt aan het “smokkelen” van medicamenten, waarbij je dus iemand een deel van de overdosis geeft en zegt dat ze de rest elders moeten halen.’

Shoah
Dat wij zo weinig weten over hoe mensen hun eigen dood in overleg met naasten kunnen sturen is eigenlijk onbegrijpelijk, verzucht Chabot. ‘Rond de dood liggen mysteriën die groter zijn dan de raadselen van het heelal. Het is goed om te beseffen dat onze samenleving er dertig jaar over heeft gedaan om de doktershulp bij de dood fatsoenlijk in de wet te integreren.’ Chabot merkt hierbij op dat er nog altijd gevoelige associaties leven rondom doktershulp bij de dood. ‘Vaak wordt vergeten dat in landen als Engeland en Duitsland al vanaf 1890 enorme debatten zijn gevoerd over euthanasie. Maar sinds de Holocaust – waarbij, nog afgezien van de Shoah, vele hulpeloze psychiatrische patiënten en zwakzinnigen systematisch zijn vermoord – rust er bij veel mensen een taboe op dit onderwerp en wordt een dodelijke injectie door een arts in het buitenland vaak geassocieerd met die van nazi-artsen.’ Vooral in Duitsland zijn artsen ‘op het hysterische af’ bang voor vergelijkingen met de praktijken uit de Tweede Wereldoorlog, weet Keizer. ‘Ik heb daar meerdere malen gesproken. Maar als ik vertel over “goed sterven” wil ik niet vergeleken worden met massamoordenaars. Het is nog nooit in mijn hoofd opgekomen dat ik op de één of andere manier bezig ben met het opruimen van een inferieure lage burgers. Mensen die die twee dingen door elkaar halen zijn niet goed bij hun hoofd.’

Chabot verwacht dat auto-euthanasie nog een lange weg heeft te gaan voordat het een enigszins aanvaarde manier van sterven is. ‘In de afgelopen jaren is de arts maatschappelijk in de positie geplaatst dat hij zijn goedkeuring moet geven aan de wens om te sterven. Daardoor lijkt alsof wij afhankelijk zijn van een autoriteit die het moet goedkeuren dat wij doodgaan. Dit terwijl er altijd mensen in de geschiedenis zijn geweest – zoals Montaigne en Cicero – die wisten dat je de dood in eigen hand kunt nemen.’

Auto-euthanasie, door Boudewijn Chabot, uitg. Bert Bakker, Amsterdam 2007, 352 blz., € 34,90