De Geografie van goed en kwaad van Andreas Kinneging ‘spoort aan’, ‘ontstemt’, ‘maakt kittelorig’. Is het daarmee de belangrijkste kanshebber op de Socrateswisselbeker voor het beste filosofieboek?
Dit artikel is exclusief voor abonnees
‘De Socrateswisselbeker wordt ieder jaar uitgereikt aan de auteur van het meest prikkelende, Nederlandstalige filosofieboek dat in het voorgaande jaar – in dit geval dus 2005 – verscheen.’ Aldus de website van de Maand van de Filosofie. Opvallend is de cursivering van het woord ‘prikkelende’, een nadruk die in het persbericht van de Socrateswisselbeker ontbrak. Het kan toeval zijn, of een simpel foutje van de opmaker, maar laten we er gemakshalve van uit gaan dat dit ‘prikkelende’ een criterium is waar de jury in haar beoordeling bijzonder de nadruk op zal leggen. Wat zegt dit dan over de kansen van de vijf auteurs die het tot de shortlist van deze onderscheiding hebben geschopt?
Op het eerste gezicht niet veel. Dat wil zeggen: alle vijf de genomineerde boeken zijn prikkelend. Prikkelen, in een figuurlijke betekenis die Van Dale noemt, betekent ‘aanwakkeren’ of ‘aansporen’. Alleen al de titels en flapteksten van deze boeken wakkeren moeiteloos de nieuwsgierigheid aan en sporen bovendien aan tot lezen. Wie dan aan het lezen slaat, vindt in alle boeken voldoende prikkelende gedachten om op te kauwen en herkauwen.
Laten we dus niet stil blijven staan bij de woordenboekdefinitie. De prikkel is een raadselachtig fenomeen: door een complex aan invloeden ontstaat een maar gedeeltelijk voorspelbare reactie. Een prikkel roept dus iets nieuws in het leven, een reactie die zich nauwelijks of niet laat sturen door datgene wat die reactie opwekte. Ik kan mijn hond een rotschop geven omdat hij steeds op mijn kraakschone bank blijft springen, maar of hij mij vervolgens gehoorzaamt of bijt is maar de vraag. De prikkel – de rotschop – heeft iets nieuws geschapen – gehoorzaamheid, woede – maar heeft vervolgens geen controle meer over de reactie.
De vraag naar wat voor ‘nieuws’ de vijf boeken opleveren, de vraag naar hun originaliteit dus, levert al een meer divers beeld op van de genomineerde boeken van dit jaar. Sommige boeken zijn in hun onderwerp amper origineel te noemen, maar wel in hun aanpak. Het duidelijkste voorbeeld is Over de grens van Carolien van Bergen. Reizen is een voor de hand liggende, maar sterke metafoor, die daarom al door talloze filosofen overdacht is. De originaliteit schuilt veeleer in de wijze waarop zij haar eigen reiservaringen verbindt aan cultuurfilosofische theorieën, met zowel literaire als filosofische trefzekerheid.
Bij andere boeken geldt het tegendeel. Neem Darwin voor dames van Griet Vandermassen. De thematiek van deze Vlaamse filosofe en ‘darwinistisch feministe’ is uitermate spannend: de confrontatie tussen feminisme en evolutietheorie. De originaliteit van het onderwerp contrasteert echter met de uitwerking. De aanpak en toon zijn vrij technisch en wetenschappelijk en de auteur steunt wel erg op andere bronnen. Waarmee zij zondermeer een gedegen en interessant boek heeft geschreven, maar het verwachte vuurwerk bij hoofdstuktitels als ‘Naar een darwinistisch links’ blijft toch goeddeels uit.
Eén boek valt op door het ontbreken van originaliteit in zowel onderwerp als aanpak, namelijk Derrida. Een inleiding van Erik Oger. De verdienste van dit boek is vooral gelegen in het feit dat de auteur erin slaagt de toch niet gemakkelijke filosofie van Derrida op heldere en boeiende wijze toegankelijk te maken. Maar of het boek prikkelend genoeg is om de wisselbeker te winnen is zeer de vraag. Sowieso hebben inleidende werken het nooit echt goed gedaan bij de Socrateswisselbeker. De enige uitzondering is wellicht het boek Islamitische filosofie van Michiel Leezenberg, dat in 2002 bekroond werd. Maar dat boek had dan weer een hoge actualiteitswaarde, nog een bewezen criterium bij eerdere prijswinnaars. Alleen de prijswinnaar van vorig jaar, Pure waanzin van Wouter Kusters, had geen evident actuele lading, maar het juryrapport benadrukte weldegelijk de ‘urgentie’ ervan. Actualiteit en urgentie zijn ver te zoeken bij Oger, en trouwens ook bij Van Bergen en Vandermassen.
Als de wijze waarop filosofie op prikkelende wijze aan de actualiteit wordt gekoppeld de voornaamste maatstaf is, blijven er twee kanshebbers over: Geografie van goed en kwaad van Andreas Kinneging en Vreemd gaan en vreemd blijven van Rudi Visker. De achterflap van dat laatste boek doet nog een verwoede poging het boek te diskwalificeren als potentiële prijswinnaar door het een ‘inleiding in de hedendaagse wijsbegeerte’ te noemen, maar de jury zal die misleidende omschrijving waarschijnlijk wel doorzien. De ondertitel, Filosofie van de multiculturaliteit, doet de inhoud meer recht – al moppert de auteur al in zijn eerste voetnoot dat hij liever bij zijn oorspronkelijke, in de redactie gesneuvelde ondertitel (Kleine metafysica van de multiculturaliteit) was gebleven. Want die term ‘metafysica’ drukt het spanningsveld beter uit; het is Visker te doen om de dimensie van zin en betekenis, die in de discussie over de multiculturele samenleving ‘verduisterd wordt door de exclusief ethische of politieke benadering’. Zie daar in een notendop de actuele urgentie van dit boek.
Minstens zo actueel en urgent is Kinnegings Geografie van goed en kwaad, hoewel hij – anders dan Visker, die zich aansluit bij twintigste-eeuwse filosofen als Lyotard, Arendt en vooral Levinas – voornamelijk put uit klassieke bronnen. Homerus, Plato, Augustinus, Hegel, ze komen allemaal voorbij in deze breed opgezette hedendaagse maatschappij- en cultuurkritiek. Daardoor is dit misschien niet het meest toegankelijke, noch qua vorm het meest originele boek op de shortlist, maar het is zeker een boek waar niemand omheen kan. Meer dan enig ander boek vraagt dit boek namelijk om reactie, een even diepgravend weerwoord, of een even erudiete uitwerking van de thema’s die aan de orde komen (beschaving, tolerantie, moraal, politiek, enzovoort). In die belangrijke zin is het prikkelender dan de vier andere boeken. De conservatieve denker Kinneging deelt een rotschop uit aan progressieve en liberale pleitbezorgers van de Verlichting en het wachten is nu op de hond die bereid is terug te bijten.
Om toch even terug te gaan naar de woordenboekdefinitie van ‘prikkelen’: Van Dale noemt nog een andere figuurlijke betekenis van dit werkwoord, namelijk ‘ontstemmen, kittelorig maken’. Wanneer de jury die betekenislaag meeweegt in haar keuze van ‘meest prikkelende, Nederlandstalige filosofieboek’ van 2005, dan is Kinneging dé kanshebber bij uitstek. Maar nogmaals, de prikkel is een raadselachtig fenomeen, en ook op wiens open haard de Socratesbeker het komende jaar zal pronken laat zich lastig voorspellen.