Home Tussen deugd en onmacht

Tussen deugd en onmacht

Door Ad Verkuijlen op 14 november 2012

05-2001 Filosofie magazine Lees het magazine

De ideologie van de tolerantie kan leiden tot onder­drukking. Wat is tolerantie eigenlijk? In de bundel De lege tolerantie staan kritische be­schou­wingen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Tolerantie is het onderdrukken van de neiging om anderen te onderdrukken. Tolerantie is een onvolmaakte deugd omdat je iets toelaat wat je in feite afkeurt. Dat is eigen­lijk onver­teerbaar en kost moeite; het is met pijn in het hart dat je duldt waar je een hartstochtelijke hekel aan hebt. Hoe meer je moet dulden, des te meer er klaarblijkelijk niet deugt in de samen­leving. Wanneer het niet in je vermogen ligt iets tegen te houden of te verbie­den, is het onzin over tole­reren te spre­ken; noem jezelf dan gewoon machteloos. Spreken over het tolereren van etnische minderheden is ongepast, want zij hebben het recht hier te zijn; er valt niets te verdragen. 'Waar recht komt, verdwijnt de deugd.' Aldus Kees Schuyt in een poging het begrip toleran­tie verhelderen.

Dat is precies wat de samensteller van De lege tolerantie, Trouw-redacteur Marcel ten Hooven, voor ogen stond: het begrip tolerantie minder leeg maken. Die opzet is redelijk ge­slaagd. In De lege tolerantie buigen filosofen, juristen, sociologen, historici en publicisten zich over dit 'leeg' en vrijwel door iedereen lichtzinnig gebruikt concept. Dat resul­teert in twintig in diepgang en invalshoek uiteenlopende beschouwingen.
Volgens rechtsfilosoof Andreas Kinneging wordt tolerantie vaak gebruikt als dekmantel voor laffe berusting, eigenbelang of onverschilligheid. Wie geen sterke gevoelens van afkeur  heeft, lijkt wel tolerant, maar is vooral onver­schillig. Toleran­tie als deugd vergt immers uitgesproken normatieve standpunten en, zo zou je kunnen toevoegen, een sterke maag.

Filosoof Sjaak Koenis relativeert het morele gehalte van de oorsprong: 'Het onvermogen om in prin­cipiële levens­be­schouwe­lijke zaken de eigen wil op te leggen aan anderen heeft Neder­landers tolerant gemaakt, maar ze waren daar niet echt toe geneigd. Nederlan­ders zijn plura­listen tegen wil en dank geworden.' Belangrij­ker is in zijn ogen een tolerante politie­ke praktijk waarin wetten en rechten de vernedering van mensen tegengaan. Positieve acceptatie van anderen is niet nodig; een beetje onverschil­ligheid kan geen kwaad.
Weer andere auteurs menen dat scepsis over de eigen overtui­gingen bijdraagt aan een tolerante praktijk: door wat meer te twijfelen aan de eigen waarheid zijn we minder geneigd anderen te veroordelen of uit te sluiten, en dat is goed voor de maatschappelijke vrede en de prettige omgangsvormen.

Maar raakt door deze relativistische benadering de klassieke deugd van het tolereren niet uitgesleten en dreigt niet het gevaar van kritiekloosheid? Ongelijkwaardige behandeling en kwetsend gedrag wijzen we weliswaar af, maar door de scepti­sche houding zijn we ook terughoudend in het afkeuren van allerlei andere vormen van leed veroorzaken, meent Bas van Stokkom. De link met het Nederlandse gedoogbeleid is dan gauw gelegd.
James Kennedy, hoogleraar Europese geschiedenis, geeft een onthutsend voorbeeld van die terughoudendheid in het (ver)oor­delen. Het lukte hem niet om Nederlandse en Amerikaanse stu­denten te laten zeggen dat de holocaust verkeerd was. 'Nee, ze zeggen liever dat ze het er persoonlijk niet mee eens zijn.'
 
Ondanks alle verschil­len van mening, zo constateert Marcel ten Hooven in zijn eindbe­schou­wing, vindt vrij­wel iedereen dat verdraag­zaamheid erken­ning, maar geen relati­vering, van het ver­schil vereist. Een andere overeenkomst tussen de au­teurs is wellicht inte­ressanter en minder vleiend voor deze omstre­den deugd: bij tolerantie, zo blijkt ook uit bijna alle bijdra­gen, gaat het om een machtsre­latie. Een verhouding tussen sterken en zwak­ken, tussen degene die tole­reert en degene die getole­reerd wordt. Reden waarom graaf de Mirabeau in de As­semblée aandrong het woord niet op te nemen in de Franse verklaring van mensen- en burgerrechten van 1789. En zo ge­schiedde. Gewetens- en godsdienstvrijheid is een recht en de staat is verplicht dat recht te garanderen; het is niet iets dat je naar believen wel of niet tolereert. In de woorden van socio­loog Anton Zijder­veld: 'Zodra de machtige wordt bedreigd, is het met de tole­rantie snel gedaan.'

Veel mensen kunnen de verleiding niet weerstaan om links-liberalen tolerant te vinden en de conservatieven into­lerante trekjes toe te schrijven. Want wie zijn tegen het gedogen van softdrugs en bordeelbezoek, tegen het homohuwelijk, tegen euthanasie? In Book of Virtues van Willi­am. J. Bennet, katho­liek en Repu­blikein, komen alle deugden voor behalve die van tolerantie. Dat voorbeeld is van James Kennedy, die echter in zijn bijdra­ge ook de andere kant van de medaille laat zien. In Nederland is een dominante meerder­heidscultuur ontstaan van seculiere, liberale en blanke snit. Die bepaalt wat tolerantie is. Wie tegen het homohuwelijk is, krijgt het verwijt van homofobie en intolerantie. De levens­overtuigingen van reli­gieuze en cultu­rele minderheden worden door Paars genegeerd of afgedaan als 'exotische rariteiten' die geen rol mogen spelen in het vorm­geven van de maatschap­pij. De ideologie van de tolerantie kan daardoor leiden tot intoleran­tie en de dicta­tuur van de poli­tieke correctheid.

De lege tolerantie; Over vrijheid en vrijblijvendheid in Nederland, Marcel ten Hooven (red), uitg. Boom, Amsterdam 2001, 303 blz., ¦ 39,55/bef.790.