Een kunstwerk bestaande uit zestien witte papier-machévakjes – dat klinkt niet heel opzienbarend. Maar de herhaling in Jan Schoonhovens R73-16 leidt tot vernieuwing, aldus filosoof Marli Huijer.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Met zijn negen tot vijfbaan bij de PTT en zijn hang naar orde en regelmaat is Jan Schoonhoven zo’n beetje de Kant van de kunstwereld. Zoals de Duitse filosoof zijn hele leven in Koningsbergen bleef, zo zat Schoonhoven van zijn geboorte tot zijn dood in Delft. Intussen was de hele wereld in de ban van de Nulgroep die hij in de jaren zestig in Nederland met Armando, Jan Henderikse en Henk Peeters oprichtte. Die beweging streefde ernaar de werkelijkheid zo neutraal mogelijk weer te geven: de hand van de kunstenaar moest zo min mogelijk te zien zijn, opdat er niets tussen kijker en kunst stond. Marli Huijer, bijzonder hoogleraar filosofie in Rotterdam en lector filosofie in Den Haag, heeft echter andere redenen waarom het werk van Schoonhoven haar sinds de middelbare school fascineert. Een van die werken, R73-16 (R staat voor Relief, 73 voor het jaar van ontstaan, en 16 voor het serienummer in dat jaar), interesseert haar in het bijzonder. ‘Het is eerder alledaags dan hoogdravend, maar juist dat maakt het zo uitzonderlijk.’
Sommige mensen zouden zeggen: wat een saai werk.
Het voordeel van de herhaling van de witte hokjes is dat er geen zwaartepunt ontstaat waar je oog naartoe wordt getrokken. Bij De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp van Rembrandt bijvoorbeeld wordt je blik meteen naar het lijk getrokken. Hier is dat niet het geval. Er is geen noodzakelijke voorkeur voor één aspect van het werk. Zelfs als je een richeltje secuur bekijkt, blijf je het geheel zien. Daardoor kun je lang blijven kijken.
Bovendien zie je bij Schoonhoven als je goed kijkt dat de hokjes niet exact hetzelfde zijn. Dat komt omdat het reliëf handgemaakt is, van papier-maché. In het echt zie je dat nog beter dan op een afbeelding, dan zie je het schaduweffect van de structuur, dat die schaduwen niet allemaal hetzelfde zijn.
Zegt dat iets over de aard van herhaling volgens u?
Ja, namelijk dat je nooit iets kunt herhalen zonder dat het resultaat verandert, omdat de omstandigheden telkens weer anders zijn. Herhaling leidt steeds tot vernieuwing. Dat gebeurt ook nog op een tweede manier bij dit werk. De reliëfs van Schoonhoven, vooral die uit de jaren vijftig, lijken sterk op het schilderij Ritmisch (1930) van Paul Klee. Je ziet bij beide een verlangen naar ritmische ordening, alleen heeft Schoonhoven aan het platte vlak een derde dimensie aan toegevoegd. De ‘herhaling’ van het werk van Klee laat zien dat een tweede versie niet slechter hoeft te zijn dan het origineel. Net zoals een cover beter kan klinken dan het origineel. In de muziek en de kunst vinden we herhaling geen probleem, maar met name in de politiek noemen we het teruggrijpen op iets eerders al snel conservatief, en met conservatief is dan ook gelijk iets mis. Je ziet dat in het onderwijs, dat alsmaar weer wordt omgegooid, en bij nieuwe producten die op de markt worden gebracht omdat de oude niet meer voldoen. We zoeken het nieuwe teveel in iets wat nooit eerder gebeurd is.
Het is volgens u dus niet nodig om iets compleet nieuws te zoeken, maar zit er ook nog een specifiek voordeel aan herhaling van het oude zoals je dat ziet bij Schoonhoven?
Bij Schoonhovens werk voel je je al snel thuis. Het doet denken aan die oude donkerhouten snuisterijenkastjes die je vroeger had. Het zal ook te maken hebben met zijn beperking tot horizontalen en verticalen, dat zijn ordeningen waarbij we ons thuis voelen: we bouwen huizen met horizontale vloeren, horizontale plafonds, horizontale tafels, met verticale muren en verticale tafelpoten. Van een scheef huis worden we zeeziek. Hoewel dit werk het alledaagse leven niet afbeeldt staat het er toch dichtbij, en dat is knap. Daarnaast straalt er een liefde voor de dingen uit, vooral door het gebruik van alledaagse materialen.
Is het niet zo dat elk kunstwerk een ervaring of thema dichterbij brengt?
Nee, denk bijvoorbeeld aan Seven Figures van Bruce Nauman dat dit jaar in het Stedelijk Museum Amsterdam hing, dat van neon met die neukende mensen. Dat maakt van het meest alledaagse wat je kunt bedenken, iets waar bijna iedereen aan doet en waar in elk geval honderd procent van de mensheid uit is voortgekomen, iets totaal onaanraakbaars. Dat komt denk ik door het materiaal. Ondanks de kleur en ondanks dat het iets herkenbaars afbeeldt is dat werk veel klinischer dan het werk van Schoonhoven.