Als iemand een boek schrijft met de titel Internet, een filosofisch onderzoek, dan haalt hij zich een hoop op de hals. Het internet ontwikkelt zich zo stormachtig en kent zoveel verschillende relaties met onze gehele samenleving, dat een onderzoek naar de filosofische implicaties nogal wat zal moeten bevatten.
In het begin van het boek stelt Graham dan ook een heleboel vragen. Is het internet werkelijk vernieuwend? Wat zijn de doelen, wat is het belang van het internet? Zal het internet de wereld blijvend veranderen? Al deze vragen worden helder uiteengezet aan de hand van de standpunten van de technofoob en de technofiel.
Graham lijkt kennis van zaken te hebben. Er blijken heel wat interessante ontwikkelingen gaande te zijn op en rondom dat internet, wat vanzelf spreekt als men beseft dat alles wat in de echte wereld voorkomt ook op het internet te vinden is.
Maar halverwege het boek begint er iets te knagen. Graham heeft het te lang over de vraag of onze falende vertegenwoordigende democratie nu wel of niet gered kan worden door de technologie van het internet. Spijtig genoeg komt Graham niet meer los van de vraag of we door internet kunnen komen tot ware consensus, waarbij elke stem gehoord wordt. Andere interessante vragen, die hij in het begin van het boek aanstipt, komen niet meer aan de orde.
Genoegen nemende met deze beperkte vraagstelling, ga je als lezer met Graham op zoek naar de essentie van de 'gemeenschappen' die op het internet bestaan. Volgens Graham valt de virtuele werkelijkheid vaak niet samen met het werkelijke leven en ligt daarom morele versnippering op de loer. Want mensen die op het internet iemand mogen zijn die ze in het echt niet zijn, leiden een fictief leven. Daarom onttrekken ze zich aan maatschappelijke controle en hoeven ze zich niet meer te houden aan de normen en waarden die we met zijn allen hebben afgesproken.
Hierbij gaat Graham voorbij aan het feit dat het overgrote deel van onze sociale contacten echt zullen blijven, omdat gezonde mensen niet alleen online zijn maar naast het internet onderdeel blijven van non-virtuele gemeenschappen.
Ook bij de vragen of het internet onze democratie uit het slop kan helpen en hoe regeringen controle kunnen houden op deze alsmaar uitdijende virtuele wereld, heeft Graham een blinde vlek. Het internet is ofwel de grote redder van onze democratie, ofwel waardeloos.
Natuurlijk beroert Graham in zijn onderzoek naar de waarde van het internet voor onze samenleving een keur aan zaken, zoals het individualisme in onze samenleving en pornografie. Maar dit gebeurt alleen vanuit de vraag wat internet als democratisch gereedschap kan betekenen.
Ondanks de aanmoediging dat 'lezers tot hun eigen conclusie moeten komen' dringt Graham de volgende alles-of-niets conclusie op: 'Internet zal niet het politieke leven transformeren volgens waarlijk democratische gedragslijnen, of beter gezegd: voorzover het dat wel doet, zal het de keerzijde van de democratie versterken, die de neiging heeft om de voorkeur te geven aan consumptiepolitiek boven rationele besluitvorming.' En verder 'moedigt internet morele verbrokkeling aan.'
Naast het feit dat deze harde conclusie niet volgt uit het onderzoek dat Graham met zoveel nuance uitvoert, is het gebrek aan aandacht voor problemen als de status van kennis of het intellectueel eigendom echt een gemis.
Internet, een filosofisch onderzoek, door Gordon Graham, uitg. Lemniscaat, Rotterdam, 2001, 245 blz., f 34,50/BEF. 690.