Mijn dochter (9) behoort de ‘synthetische generatie’. Ze heeft geen leven zonder internet gekend. Voor de synthetische generatie is het scheiden van digitaal en niet-digitaal niet aan de orde. Waar wij digitale bejaarden – en daar behoort nu zelfs Alexander Klöpping uit 1987 (!) toe – nog altijd spreken van ‘online’ en ‘offline’, behoeft de zijnservaring van de jonge generatie een nieuwe taal. De filosoof Luciano Floridi opperde ‘on life’.
De term synthetische generatie werd onlangs gelanceerd in een rapport van SogetiLabs, waar ze de impact van technologische ontwikkelingen bestuderen. Je bent synthetisch als je na 2000 bent geboren. Synthetisch is een mooie vondst, want het heeft een dubbele betekenis. Het betekent het samenkomen van twee verschillende begrippen of ideeën in iets nieuws, én het betekent artificieel, kunstmatig. Als filosoof ken ik het begrip synthese van Hegel, maar het woei in zijn andere betekenis al eerder als een zwoele zomerbries mijn leven binnen, toen twee Duitse mannen in 1980 een megahit scoorden met ‘You’re my heart, you’re my soul’. Alles was nep aan Modern Talking: hun haar, hun teksten, hun sound en hun kleding. Mijn generatie raakte er zó vertrouwd mee dat het synthetische het nieuwe authentieke werd.
De synthetische generatie wordt verder getypeerd als ‘post-materialistisch’ en ‘post-realistisch’. Dat eerste klinkt goed, al betwijfel ik het zeer. Ik zie jonge influencers belachelijk veel spullen aanprijzen, maar misschien zijn materialisme en consumentisme niet hetzelfde. Post-realistisch gun ik mijn dochter niet, want dat leidt volgens mij alleen maar tot (liefdes)verdriet en fake news, als de realiteit uit het oog verloren wordt.
Toch krijg ik een goed humeur van het hele idee van een synthetische generatie, omdat het een handvat biedt om anders naar het gedrag van mijn dochter te kijken. Waar ik eerst vooral vreesde dat ik mijn dochter bij het uitreiken van haar eerste telefoon pure heroïne verstrekte, zie ik het nu als een ritueel toegangsticket tot haar generatie. Ik heb er wel een cursus programmeren bij gegeven, omdat ze anders mijns inziens toch digibeet blijft, een gewillige (consumptie)slaaf van grote techbedrijven. En een cursus mediteren omdat ik alleen bij het woord ‘on life’ al een burn-out in mijn nek voel hijgen.
Ik vroeg me af wat de synthetische generatie van Modern Talking zou vinden. ‘Dit is erg overdreven’, constateerde mijn dochter onlangs. ‘Duncan Laurence is veel echter, want hij is bijvoorbeeld gepest vroeger en hij zingt heel gevoelig met een lichtbal.’ Het post-realisme moet zo te horen nog postvatten. En dat je uren moet oefenen om heel authentiek over te komen op het Songfestival, leg ik haar op een dag nog wel eens uit.