Mijn kapster Carmen zei dat ze niet naar de Michael Jackson-documentaire Leaving Neverland heeft gekeken. ‘Want ik hou van die man.’ Ze vreest dat als ze wel kijkt, ze nooit meer van ‘de allerbeste popmuziek die er ooit gemaakt is’ kan genieten. In de film vertellen twee mannen gedetailleerd hoe Michael Jackson hen in hun kindertijd misbruikte.
We spraken over een hele trits gevallen helden – mannen die mooie dingen hebben gemaakt, maar door ernstige zedenmisdrijven van hun voetstuk zijn gevallen zoals Bill Cosby en Kevin Spacey. De vraag is niet eens of we mógen genieten van wat ze gemaakt hebben, maar of we het überhaupt nog kúnnen. House of Cards is nog steeds een geweldige serie, de Bill Cosby Show een geweldige jarentachtiggezinskomedie en Billy Jean een geweldig nummer. Maar de blik erop verandert door de nieuwe informatie, real life breekt door het personage heen. Denk aan de opdringerige versierscenes van president Frank Underwood met jonge jongens, de ideale huisvaderrol van Cosby (ja ja) of aan Michael Jacksons I’m bad, I’m mad (zeker!). ‘Je kunt Jackson niet meer onthoren’, zei de Vlaamse zanger Ben van Looy daarover mooi. Je kunt nooit meer terug naar jouw onbevangen jarentachtigblik en -oren.
Interessant genoeg zijn er juist dit jaar veel grote films over (muzikale) helden uit de jaren tachtig te zien: over Diego Maradona (Diego), Freddy Mercury (Bohemian Rhapsody) en Elton John (Rocketman). Hoewel geen van allen lieverdjes – we zien ze ontsporen met drugs, seks en volstrekt onuitstaanbaar gedrag – donderen ze niet van hun voetstuk. Sterker nog, hun geweldige prestaties blijven juist fier overeind. Popjournalist Leon Verdonschot wijst er in De Groene Amsterdammer op dat Mercury en Elton John in die films beminnelijker zijn gemaakt dan ze werkelijk waren, de rauwe lelijkheid is weggehaald voor het grote publiek. Wie biografieën leest over Mercury en John, ontdekt dat het in werkelijkheid klootzakken waren. Maar ze zijn in de huidige sterrenfilms kwetsbare kwajongens. Het narratief is steevast dat van het gevoelige genie, het buitenbeentje dat opklimt en ten prooi valt aan de roem, die ziekmakend werkt omdat het speelbal wordt van fans, managers, media-aasgieren. Als het niet om kindermisbruik ging, zou je precies zo’n film over Michael Jackson kunnen maken.
Ik vroeg me af wat ik tegen Carmen zou zeggen, die het misbruik van Jackson niet ontkende, maar haar muziekbeleving en bewondering heel wilde houden. ‘Kijk hem niet’, zei ik uiteindelijk. Want zij kon de magie van Bad nog horen, en de rest naar het domein van kwajongens verbannen. Zoals we dat toen allemaal deden, trouwens, in die heerlijke, wacko jaren tachtig.